ECLI:NL:OGHACMB:2018:203

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
ghis 25422-H 23/18-CUR201400587-CUR2017H00221
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verdeling van een langdurig onverdeeld boedel met betrekking tot plantage Zee en Landzicht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een groep appellanten, oorspronkelijk mede-eisers, tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao. De zaak betreft de verdeling van de nalatenschap van [naam 1], die op 25 december 1863 is overleden. De appellanten hebben op 30 januari 2017 hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van het Gerecht, waarin zij hun grieven hebben gepresenteerd en hebben verzocht om vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van hun eis. De geïntimeerden, waaronder mr. Chester Allan Peterson en verschillende stichtingen, hebben ook hoger beroep ingesteld en hebben hun eigen grieven geformuleerd.

Tijdens de procedure zijn er verschillende incidenten aan de orde gekomen, waaronder een verzoek tot weigering van mr. Errol J. Maduro als gemachtigde, die eerder was geschrapt van het tableau. Het Hof heeft geoordeeld dat de appellanten ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, ondanks de schrapping van Maduro. Het Hof heeft het desaveuverzoek van de appellanten afgewezen en vastgesteld dat zij de opdracht aan Maduro hebben opgezegd. De zaak is verder behandeld met betrekking tot de toegang van Maduro tot het Hof, waarbij het Hof heeft besloten hem de toegang te weigeren.

De uitspraak van het Hof is gedaan op 11 september 2018, waarbij het Hof de zaak heeft gereserveerd voor schriftelijk pleidooi op 16 oktober 2018. Het Hof heeft de beslissing omtrent de kosten gereserveerd tot het eindvonnis in deze zaak. De uitspraak is gedaan door de rechters J. de Boer, S.A. Carmelia en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: ghis 25422-H 23/18-CUR201400587-CUR2017H00221
Uitspraak: 11 september 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in twee incidenten in de zaak van:

1.[thans medeappellant sub 1],

2. [thans medeappellante sub 2],

3. [thans medeappellant sub 3],

4. [thans medeappellante sub 4],

hierna te noemen: [thans medeappellant] c.s.,
oorspronkelijk mede-eisers, thans medeappellanten in hun eigen appel en medegeïntimeerden in het door [thans geïntimeerden] c.s. ingesteld appel,
gemachtigde: thans mr. L. Davelaar,
alsmede

5.[thans medeappellant sub 5],

6. [thans medeappellant sub 6],

7 [thans medeappellant sub 7],

8. [thans medeappellant sub 8],

9. [thans medeappellant sub 9],

10. [thans medeappellant sub 10],

allen wonende in Curaçao,
hierna te noemen: [thans medeappellante]c.s.,
oorspronkelijk mede-eisers, thans medeappellanten in hun eigen appel en medegeïntimeerden in het door [thans geïntimeerden]c.s. ingesteld appel,
thans procederende in persoon,
in de door appellanten 1-10 ingediende akte van appel en memorie van grieven is als gemachtigde vermeld: mr. Errol J. Maduro, die sedert 2010 als advocaat geschrapt is van het tableau,
tegen

1.mr. Chester Allan PETERSON, advocaat,

in zijn hoedanigheid van onzijdig persoon in de nalatenschap van [naam 1] (plantage Land en Zeezicht), overleden te Curaçao op 25 december 1863,
tot onzijdig persoon benoemd door het Hof bij vonnis van 4 januari 2000 (AR 1304/97 – H 682/98),
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: mr. Peterson,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde in het door appellanten 1-10 ingestelde appel,
optredend zonder gemachtigde,
alsmede

2.[Geïntimeerde sub 2],

3. [
[Geïntimeerde sub 3],
3. [
[Geïntimeerde sub 4],
3. [
STICHTING BEHARTIGING BELANGEN ERVEN CONSTANTIN CLEMENT MEIJER,
3. [
STICHTING BEHARTIGING BELANGEN ERVEN PAULINA CAROLINA MEIJER,
3. [
STICHTING BEHARTIGING BELANGEN ERVEN ANNA MARIA MEIJER,
3. [
STICHTING BEHARTIGING BELANGEN ERVEN JEROME MARTIS MEIJER,
alle wonende respectievelijk gevestigd in Curaçao,
hierna te noemen:[geïntimeerden]c.s.,
oorspronkelijk gedaagden, thans geïntimeerden in het door appellanten 1-10 ingestelde appel en appellanten in hun eigen appel,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, onderscheidenlijk van Curaçao (GEA), wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met AR nummer 887 van 2006 gewezen en op 12 november 2007 en 3 juni 2008 uitgesproken tussenvonnissen en het met AR nummer 25422 van 2015 gewezen en op 11 mei 2015 uitgesproken tussenvonnis en het op 19 december 2016 uitgesproken eindvonnis. De inhoud van deze vonnissen geldt als hier ingevoegd.
1.2.
Appellanten 1-10 zijn bij akte van appel op 30 januari 2017 in hoger beroep gekomen van voornoemd eindvonnis. In een op 10 maart 2017 ingekomen memorie van grieven, met producties, hebben zij ongenummerde grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en hun eis, zoals ter comparitie (kennelijk van 22 maart 2016) gewijzigd, integraal zal toewijzen, althans zal beslissen in goede justitie en zal bepalen dat de kosten ten laste van de boedel komen.
1.3.
Ook [geïntimeerden]c.s. heeft op 30 januari 2017 hoger beroep ingesteld. Bij de bij fax van 13 maart 2017 ingediende memorie van grieven heeft hij vier grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdeling van de onderhavige nalatenschap zal gelasten conform hetgeen[geïntimeerden]c.s. voorstaat, kosten rechtens.
1.4.
Uit de memorie van grieven, onder 17 lijkt te volgen dat de stichting Behartiging belangen erven [naam 2] haar hoger beroep intrekt omdat de nagelaten betrekkingen geen deelgenoot zijn.
1.5. [
[thans medeappellant sub 1] c.s. heeft op 13 februari 2018 een incidenteel desaveuverzoek ex art. 191 Rv gedaan jegens mr. Errol J. Maduro.
1.6.
Meijer c.s. heeft een memorie van antwoord tevens houdende incidenteel verzoek weigering gemachtigde ex art. 52 lid 4 Advocatenlandsverordening, met producties, ingediend. In het incident heeft hij geconcludeerd dat het Hof mr. Errol J. Maduro weigert als gemachtigde en als ordemaatregel hem de toegang tot het Hof en de zittingszalen weigert wanneer de onderhavige zaak wordt behandeld.
1.7.
Op 17 mei 2018 heeft mr. Errol J. Maduro ten aanzien van het desaveu een antwoord-conclusie genomen met conclusie tot afwijzing, met veroordeling van [thans medeappellant sub 1] c.s. in de kosten van het incident.
1.8.
Blijkens een akte van 4 juni 2018 zijn de appellanten 1-10 thans verdeeld in twee kampen: enerzijds appellanten 1-4 ([thans medeappellanten] c.s.) en anderzijds appellanten 5-10 ([thans medeappellanten] c.s.). Laatstgenoemden wensen mr. Errol J. Maduro als gemachtigde te behouden.
1.9.
Op 3 juli 2018 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten aanzien van de twee incidenten (het desaveuverzoek en het verzoek weigering van mr. Errol J. Maduro als gemachtigde). Verschenen zijn mrs. Peterson, Pols, Davelaar en Errol J. Maduro. Voorts zijn enkele leden van de groep [thans medeappellanten] c.s. aanwezig. Zij hebben een schriftelijke verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat zij voorkeur hebben voor verkoop van de grond. Alle advocaten hebben het woord gevoerd, mr. Pols aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.10.
Een beslissing in de twee incidenten is nader bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

2.1. [
[thans medeappellant] c.s., [mede-eisers thans medeappellanten] c.s. en [thans medeappellanten] c.s. zijn tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kunnen daarin worden ontvangen.
2.2.
Dat mr. Errol J. Maduro als advocaat geschrapt was van het tableau ten tijde van het indienen van de akte van appel en memorie van grieven ziet het Hof niet als grond voor niet-ontvankelijkheid van [thans medeappellanten] c.s. en [thans medeappellanten] c.s.

3.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memories van grieven.

4.Beoordeling

4.1.
Het Hof gaat ervan uit dat ‘[naam A]’ de juiste schrijfwijze is en niet ‘[naam B]’. Indien dit niet klopt, worden partijen uitgenodigd zich hierover uit te laten. De geboorteakte is beslissend.
Het desaveu-incident
4.2.
Het gaat hier om de plantage Zee en Landzicht (468.300 m2, deels ‘conserveringsgebied’ en deels ‘stedelijk woongebied’), die in de openbare registers op naam staat van [naam 1], overleden in Curaçao op 25 december 1863.
4.3.
Mr. Errol J. Maduro is al heel lang betrokken bij pogingen de boedel af te wikkelen. In de zaak geëindigd met het Hofvonnis van 4 januari 2000 (AR 1304/97 – H 682/98) was hij gemachtigde van de appellanten (onder wie [thans medeappellant], [thans medeappellante sub 2] en [thans medeappellante sub 3]).
4.4.
Er moet van worden uitgegaan dat mr. Errol J. Maduro ook ten aanzien van de onderhavige zaak opdracht had van onder meer [thans medeappellanten] c.s. [thans medeappellanten] c.s. wenst deze opdracht op te zeggen, hetgeen ‘te allen tijde’ mogelijk is (artikel 7:408 lid 1 BW). Kennelijk heeft [thans medeappellanten]c.s. niet eerder opgezegd jegens mr. Errol J. Maduro, zodat artikel 203 Rv niet van toepassing is.
4.5.
Bovendien is de desaveu-procedure (artikelen 191-2013 Rv) gericht op een nietigheid en van onwaarde-verklaring (artikel 199 Rv). Ter zitting heeft mr. Davelaar verklaard dat [thans medeappellanten]c.s. het appel gehandhaafd wil zien.
4.6.
Het Hof zal daarom het desaveuverzoek afwijzen en volstaan met de constatering dat [thans medeappellanten]c.s. de opdracht aan mr. Errol J. Maduro heeft opgezegd.
4.7.
Bij schriftelijk pleidooi zal [thans medeappellanten]c.s. zijn standpunt ten aanzien van de hoofdzaak, voor zover afwijkend van de inhoud van de memorie van grieven, kunnen verduidelijken.
Het incident tot weigeren van toegang
4.8.
Artikel 52 van de
Advocatenlandsverordening 1959luidt:
1. Als gemachtigden of raadslieden kunnen alleen optreden in Curaçao woonplaats hebbende personen.
2. Gemachtigden en raadslieden moeten op vordering van de rechter hun bevoegdheid schriftelijk aantonen.
3. Ingeschreven advocaten of - voor wat betreft hun optreden voor het gerecht in eerste aanleg ter zittingsplaats waar zij als zodanig zijn ingeschreven - zaakwaarnemers, en - voor wat betreft het optreden in belastingzaken - toegelaten belastingadviseurs, als gemachtigden of raadslieden optredende, zijn tot het in het vorige lid bedoelde bewijs niet gehouden.
4. De rechter kan weigeren personen, niet behorende tot de in het vorige lid bedoelde, als gemachtigden of raadslieden toe te laten. De weigering geldt alleen voor de zaak waarin zij is uitgesproken. Tegen de weigering staat geen voorziening open.
4.9.
Meijer c.s. verzoekt het Hof ten aanzien van Errol J. Maduro gebruik te maken van de in lid 4 gegeven bevoegdheid.
4.10.
Mr. Errol J. Maduro is door de Raad van Toezicht op de Advocatuur van de Nederlandse Antillen op 25 augustus 2010 (2009/14-K) geschrapt van de in artikel 2 van de Advocatenlandsverordening 1959 bedoelde lijst van inschrijving.
4.11.
Deze beslissing is bevestigd door de Raad van Appel op 13 december 2010 (RvA 2/2010).
4.12.
Bij beslissing van het Hof van 1 december 2015 (71750/2015 – HAR 19/2015) heeft het Hof het verzoek van Errol Justo Maduro tot herinschrijving als advocaat afgewezen.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat mr. Errol J. Maduro niet bevoegd is als advocaat op te treden. Het Hof zal weigeren hem in de onderhavige zaak als gemachtigde toe te laten.
4.14.
Mr. Errol J. Maduro heeft gesteld dat hij, kennelijk als raadsman, kosteloos en uit idealisme de rechtshulpverlening aan [thans medeappellanten]c.s. wil voortzetten. Bovendien is zijn moeder, zo stelde mr. Errol J. Maduro ter zitting, verwant aan [thans medeappellanten]c.s. Deze stelling vermag het Hof niet tot een ander oordeel te brengen. Een advocaat die geschrapt is van het tableau kan niet kosteloos en uit idealisme doorgaan in een zaak waarin zijn bevoegdheid door de schrapping is weggevallen. De moeder van mr. Errol J. Maduro is geen partij in de onderhavige procedure.
4.15.
Mr. Errol J. Maduro beroept zich op een recente (wrakings)uitspraak van het Hof waarin hij als gemachtigde zou zijn vermeld. Hij heeft deze uitspraak niet overgelegd. Een dergelijke vermelding, indien al geschied, staat niet aan een weigering ingevolge artikel 52 lid 4
Advocatenlandsverordening 1959in de onderhavige zaak in de weg.
4.16. [
[thans geïntimeerden]c.s. wenst dat mr. Errol J. Maduro ook de toegang tot het Hof en de zittingszalen wordt ontzegd. Dit verzoek wordt afgewezen. Indien mr. Errol J. Maduro tijdens een zitting op hinderlijke wijze zou souffleren, kan de zittingsrechter ingrijpen.
Voortgang
4.17.
Het Hof zal een tijdstip bepalen voor schriftelijk pleidooi.
4.18.
Ter zitting heeft het Hof partijen voorgehouden dat zij hun gedachten moeten laten gaan over de vraag of in de onderhavige zaak een reguliere verdeling wel mogelijk is.
4.19.
De nalatenschap van [naam 1] is opengevallen op 25 december 1863, dus ca. 145 jaren geleden. Sedertdien hebben vele erfopvolgingen en boedelmengingen plaatsgevonden. Alle deelgenoten dienen aan een verdeling mee te werken (artikel 3:195 BW). In de onderhavige procedure zijn slechts dertien deelgenoten en vier (of drie) stichtingen partij. Volgens mr. Errol J. Maduro (antwoord-conclusie van 17 mei 2018, onder 1.1.3) zijn er honderden erfgenamen en belanghebbenden. Het is kennelijk niet mogelijk gebleken alle deelgenoten op te sporen en een sluitende stamboom op te stellen. Titel 7 van Boek 3 BW voorziet in beginsel niet in een verdeling tussen staken of stichtingen, tenzij vast staat dat alle achterliggers daarmee akkoord gaan.
4.20.
Benoeming van een onzijdig persoon is bedoeld ‘Voor het geval dat deelgenoten of zij wier medewerking vereist is, niet meewerken tot een verdeling’(artikel 3:181 lid 1 BW). Deze regeling, met een dwangvertegenwoordiging door een onzijdig persoon, lijkt niet bedoeld te zijn voor het geval dat ‘een gemeenschap zolang onverdeeld is gebleven dat aannemelijk is geworden dat de deelgenoten niet meer kunnen worden opgespoord of dat de waarde van de aandelen der deelgenoten zeer gering is.’ In elk geval rijzen dan tal van moeilijkheden. Wat moet de onzijdig persoon doen met het aan hem of haar ten behoeve van de talrijke afwezigen toegedeelde?
4.21.
Specifiek voor een geval als het onderhavige is inmiddels afdeling 4 van titel 7 van Boek 3 BW (artikelen 3:200a-3:200h BW) ingevoerd. Kennelijk heeft [thans geïntimeerden]c.s. vergaande plannen klaar liggen tot ontwikkeling van de grond. Deze kunnen worden gepresenteerd als voorstellen, bedoeld in artikel 3:200c lid 1 BW. Voor zover de nagelaten betrekkingen van [naam 2] (zie rov. 1.4) ter plaatse wonen, kunnen zij zonder twijfel ook als ‘gebruiker’ worden aangemerkt (artikel 3:200b lid 1 BW).
4.22.
Toen het Hof op 4 januari 2000 de verdeling beval, met benoeming van een onzijdig persoon, bestond nog onvoldoende zicht op het aantal deelgenoten en de mogelijkheid hen op te sporen en te bereiken. Bovendien is de nieuwe regeling van langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen pas later in werking getreden, te weten op 1 april 2007.
4.23.
Tenslotte het volgende. Op een deel van de plantage Zee en Landzicht is een kippenboerderij (Moderno Egg’s Farm) gevestigd. In de e-mail van notaris Chatlein aan mr. Peterson en mr. Pols van 21 juni 2016 (productie 2 bij memorie van antwoord van [thans geïntimeerden]) refereert zij aan het ‘al een tijd’ niet-betalen van de vergoeding voor het gebruik. Het Hof attendeert partijen op artikel 3:168 lid 2 BW dat het mogelijk maakt dat de rechter iemand aanwijst die bevoegd is de vergoeding te incasseren ten behoeve van de gemeenschap.
4.24.
Het Hof reserveert de beslissing omtrent de kosten tot aan het eindvonnis in deze zaak.

5.Beslissing

Het Hof:
In de incidenten:
- wijst het desaveuverzoek af;
- verstaat dat [thans medeappellanten]c.s. de opdracht aan mr. Errol J. Maduro heeft opgezegd;
- weigert aan mr. Errol J. Maduro de toelating als gemachtigde of raadsman in deze zaak;
- wijst af het meer of anders verzochte;
In de hoofdzaak:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van het Hof van 16 oktober 2018 voor schriftelijk pleidooi.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, S.A. Carmelia en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 11 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.