In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een groep appellanten, oorspronkelijk mede-eisers, tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao. De zaak betreft de verdeling van de nalatenschap van [naam 1], die op 25 december 1863 is overleden. De appellanten hebben op 30 januari 2017 hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van het Gerecht, waarin zij hun grieven hebben gepresenteerd en hebben verzocht om vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van hun eis. De geïntimeerden, waaronder mr. Chester Allan Peterson en verschillende stichtingen, hebben ook hoger beroep ingesteld en hebben hun eigen grieven geformuleerd.
Tijdens de procedure zijn er verschillende incidenten aan de orde gekomen, waaronder een verzoek tot weigering van mr. Errol J. Maduro als gemachtigde, die eerder was geschrapt van het tableau. Het Hof heeft geoordeeld dat de appellanten ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, ondanks de schrapping van Maduro. Het Hof heeft het desaveuverzoek van de appellanten afgewezen en vastgesteld dat zij de opdracht aan Maduro hebben opgezegd. De zaak is verder behandeld met betrekking tot de toegang van Maduro tot het Hof, waarbij het Hof heeft besloten hem de toegang te weigeren.
De uitspraak van het Hof is gedaan op 11 september 2018, waarbij het Hof de zaak heeft gereserveerd voor schriftelijk pleidooi op 16 oktober 2018. Het Hof heeft de beslissing omtrent de kosten gereserveerd tot het eindvonnis in deze zaak. De uitspraak is gedaan door de rechters J. de Boer, S.A. Carmelia en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.