ECLI:NL:OGHACMB:2018:196

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
AUA 201702012 - AUA 2018H00161
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezagsontneming en ondertoezichtstelling van een kind

In deze zaak heeft de Voogdijraad van Aruba hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het verzoek tot ontzetting van de moeder van het ouderlijk gezag werd afgewezen. De moeder, die in persoon procedeerde, is de moeder van een kind dat in 2016 in Colombia is geboren. De Voogdijraad heeft in zijn beroepschrift verzocht om ontzetting van de moeder van het gezag, subsidiair om ontheffing van het gezag, en meer subsidiair om ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 september 2018 is de moeder verschenen, terwijl de Voogdijraad werd vertegenwoordigd door mw. mr. Yahaira Maduro en mw. J. Brown. De stichting Fundacion Guia Mi, een voogdij- en gezinsvoogdij-instelling, was ook aanwezig met mw. Mariella Willems en mw. Nathalie Tromp. Het Hof heeft de situatie van het kind beoordeeld, dat in een pleeggezin verblijft en daar goed functioneert. De moeder heeft problemen met huisvesting, een nieuwe vriend met een drugsprobleem, en heeft een oogaandoening. Het Hof concludeert dat de moeder momenteel niet in staat is om de zorg voor het kind te bieden die nodig is.

Het Hof bevestigt de beschikking van het GEA en stelt het kind onder toezicht voor de duur van een jaar, met plaatsing bij het huidige pleeggezin. De stichting Fundacion Guia Mi wordt benoemd tot gezinsvoogd. Het verzoek van de Voogdijraad tot ontzetting van de moeder wordt afgewezen, maar de ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing wordt uitgesproken, in het belang van het kind.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
DE DIRECTIE VOOGDIJRAAD VAN ARUBA,
gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: de Voogdijraad,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. A.M.M. Berkemeyer,
tegen
[de moeder],
wonende in Aruba,
hierna te noemen : de moeder,
procederende in persoon.
De moeder en
[vader], hierna te noemen: de vader, zijn de ouders van:
[kind],
geboren op [geboortedatum] 2016 in Colombia,
hierna te noemen: het kind.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) wordt verwezen naar de op 3 oktober 2017 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2.
De Voogdijraad heeft in een beroepschrift, op 30 oktober 2017 ingediend ter griffie van het GEA, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft de Voogdijraad zijn hoger beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en primair de moeder zal ontzetten van het ouderlijk gezag en subsidiair de moeder zal ontheffen van het ouderlijk gezag.
1.3.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4.
Op 18 september 2018 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen. Voor de Voogdijraad zijn verschenen mw. mr. Yahaira Maduro en mw. J. Brown. Voor de stichting Fundacion Guia Mi, zijnde een voogdij- en gezinsvoogdij-instelling, zijn verschenen mw. Mariella Willems en mw. Nathalie Tromp.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1.
Het kind is buiten huwelijk geboren en erkend door de vader. De moeder heeft het eenhoofdig gezag.
3.2.
Op 14 november 2016 is het kind door het openbaar ministerie voorlopig toevertrouwd aan de Voogdijraad (artikel 1:272 BW) en in een pleeggezin geplaatst.
3.3.
Op 24 januari 2017 is de voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken (artikel 1:257 BW).
3.4.
Op 7 maart 2017 is de ondertoezichtstelling uitgesproken (artikel 1:254 BW) voor de duur van zes maanden, met – tegen het advies van de Voogdijraad – een thuisplaatsing bij de moeder. De Voogdijraad is niet in hoger beroep gegaan.
3.5.
Op 30 mei 2017 is het kind wederom door het openbaar ministerie voorlopig toevertrouwd aan de Voogdijraad.
3.6.
De Voogdijraad heeft op 16 augustus 2017 bij het GEA ontzetting van de moeder van het gezag verzocht (art. 1:269-270 BW).
3.7.
Op 22 augustus 2017 heeft het GEA, hangende het onderzoek, de moeder geschorst in de uitoefening van het gezag (artikel 1:271 BW) en het kind voor de duur van de procedure voorlopig toevertrouwd aan de Voogdijraad.
3.8.
Het verzoek van de Voogdijraad tot ontzetting is door het GEA in de bestreden beschikking afgewezen. Hiertegen richt zich het appel van de Voogdijraad.
3.9.
In het beroepschrift verzoekt de Voogdijraad primair ontzetting en subsidiair ontheffing van het gezag (artikel 1:266-267 BW). Ter zitting bij het Hof heeft de Voogdijraad meer subsidiair ondertoezichtstelling (art. 1:254 BW) met uithuisplaatsing (artikel 1:263 BW) verzocht.
3.10.
Het Hof is ervan overtuigd op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting – de moeder was aanwezig en is door het Hof gehoord – dat het kind thans in het pleeggezin moet blijven. De moeder is door haar moeder uit huis gezet en heeft kennelijk geen behoorlijke woning. Zij heeft een nieuwe vriend die drugs gebruikt of heeft gebruikt. De moeder is wederom zwanger. Zij heeft een oogaandoening en over haar gezichtsvermogen bestaat onduidelijkheid. Zij heeft een drugstest geweigerd. Bij elkaar genomen leiden deze omstandigheden het Hof tot de conclusie dat de moeder op dit moment onvoldoende in staat is het kind de zorg, de veiligheid en de aandacht te geven die het nodig heeft.
3.11.
Het gaat goed met het kind bij de pleegouders. Het is aan de pleegouders gehecht. Fysiek contact tussen het kind en de moeder is problematisch. Het thans weghalen van het kind bij de pleegouders is in strijd met het belang van het kind dat in de gegeven omstandigheden van dit geval op dit moment zwaarder moet wegen dan het belang van de moeder bij hereniging.
3.12.
Ontneming van het gezag is echter een zware maatregel, ofschoon er ook zwaarwegende bezwaren bestaan tegen het jarenlang telkens maar weer verlengen van een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing. Ook het pleeggezin moet na niet al te lange tijd weten waar het aan toe is.
3.13.
Alles afwegende acht het Hof op dit moment een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing de meest geëigende maatregel. Per slot van rekening was dat recentelijk ook de bedoeling van de Voogdijraad, maar heeft het GEA beslist tot een thuisplaatsing, hetgeen de Voogdijraad onverantwoord achtte. De moeder heeft ter zitting verklaard thans wel open te staan voor begeleiding, al prefereert zij een vervanging van de gezinsvoogdijmedewerkster.
3.14.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking, waarin het verzoek tot ontzetting is afgewezen, kan worden bevestigd en dat voorts, op verzoek van de Voogdijraad in hoger beroep gedaan, het Hof een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing zal uitspreken.

4.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt de beschikking waarvan beroep;
- stelt het kind met ingang van heden (23 oktober 2018) onder toezicht voor de duur van een jaar;
beveelt de plaatsing van het kind bij het pleeggezin alwaar het nu verblijft;
- benoemt de stichting Fundacion Guia Mi tot gezinsvoogd;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2018 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.