Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Het betoog faalt.
Beslissing
BIJLAGE
Artikel 16
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Centrale Bank van Aruba tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De Centrale Bank had KPMG Accountants B.V. onder dwangsom gelast om bepaalde inlichtingen te verstrekken over controlewerkzaamheden van de boekjaren 2009 tot en met 2013. KPMG had bezwaar gemaakt tegen deze last, en het Gerecht had dit bezwaar gegrond verklaard en de beschikking van de Bank vernietigd.
De Centrale Bank stelde dat zij de inlichtingen nodig had om te beoordelen of KPMG de nodige waarborgen bood voor zijn taak met betrekking tot de verzekeraar Ennia Caribe Leven N.V. en Ennia Caribe Schade N.V. Het Hof oordeelde echter dat de Bank niet bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, omdat de wettelijke bepalingen van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf (Ltv) geen grondslag bieden voor een controle achteraf van de accountant. Het Hof bevestigde de eerdere uitspraak van het Gerecht en oordeelde dat de Bank niet bevoegd was om KPMG te verzoeken om de inlichtingen te verstrekken.
De uitspraak benadrukt de grenzen van de bevoegdheden van de Centrale Bank in het toezicht op accountants en de noodzaak voor een duidelijke wettelijke basis voor het opleggen van dwangsommen. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg.