In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellantes] c.s. tegen [geïntimeerde] over de ontruiming van een villa in Sint Maarten. De erflater, een notaris, is op 26 mei 2014 overleden en had in zijn testament een legaat opgenomen voor [geïntimeerde]. De appellanten, de dochters van de erflater, hebben de villa in bezit genomen na de overdracht van de woning op 12 februari 2016. [geïntimeerde] heeft in een kort geding gevorderd dat de appellanten de villa ontruimen, terwijl de appellanten in reconventie hebben gevorderd dat [geïntimeerde] het appartement ontruimt. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en die van de appellanten afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep. Het Hof heeft in zijn uitspraak van 16 november 2018 overwogen dat de rechter te Basse-Terre bevoegd is om over de verdeling van de nalatenschap te oordelen en dat het op basis van de beschikbare stukken niet aannemelijk is dat de villa aan [geïntimeerde] zal worden toegewezen. Het Hof heeft de vordering in conventie afgewezen en de vordering in reconventie toegewezen, waarbij [geïntimeerde] is veroordeeld tot ontruiming van de villa en het appartement.