ECLI:NL:OGHACMB:2018:183
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- E.A. Saleh
- M.W. Scholte
- F.W.J. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verstekvonnissen in civiele zaak met betrekking tot scheiding en deling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de man tegen verstekvonnissen die zijn gewezen door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De man, oorspronkelijk gedaagde en thans appellant, heeft op 28 augustus 2015 een akte van appel ingediend tegen de vonnissen van 8 oktober 2014 en 17 juni 2015. In zijn memorie van grieven heeft hij zes grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van de vonnissen, met de vraag om de scheiding en deling opnieuw uit te spreken. De vrouw, oorspronkelijk eiseres en thans geïntimeerde, heeft in haar memorie van antwoord verzocht om kosteloos te mogen procederen en heeft geconcludeerd dat het Hof de man niet-ontvankelijk moet verklaren in zijn hoger beroep.
De procedure heeft geleid tot de beoordeling van de vraag of de man in zijn hoger beroep ontvankelijk is. Het Hof heeft vastgesteld dat de man in eerste aanleg niet is verschenen en dat de bestreden vonnissen bij verstek zijn gewezen. De man had binnen de termijn van artikel 84 Rv verzet moeten instellen tegen de verstekvonnissen, maar heeft dit nagelaten. Het Hof oordeelt dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij in eerste aanleg wel was verschenen of het verstek had gezuiverd. De man wordt bovendien veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, die zijn begroot op NAf 3.000,-.
Het vonnis is uitgesproken op 20 november 2018 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in aanwezigheid van de griffier.