ECLI:NL:OGHACMB:2018:171
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Zorgplicht van de bank bij opzegging van hypothecaire lening en veiling van onroerend goed
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van RBC Royal Bank N.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. RBC heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis gevorderd, waarin de vorderingen van RBC deels zijn afgewezen. De zaak betreft een hypothecaire geldleningsovereenkomst die op 23 oktober 2009 is gesloten tussen RBC en de geïntimeerde, die in betalingsproblemen is geraakt na het verlies van zijn baan in februari 2013. Ondanks het herstel van zijn inkomen in september 2013, heeft de geïntimeerde geen betalingen meer gedaan, wat leidde tot de executieveiling van zijn woning in september 2014. RBC heeft de restschuld van de hypothecaire lening opgeëist, maar de geïntimeerde betwist de rechtmatigheid van deze actie, stellende dat RBC haar zorgplicht heeft geschonden door geen betalingsregeling aan te bieden.
Het Hof heeft geoordeeld dat de geïntimeerde niet heeft aangetoond dat RBC onredelijk heeft gehandeld. De geïntimeerde had de verantwoordelijkheid om zijn schulden te voldoen en zijn verzuim om dat te doen heeft geleid tot de executie van zijn woning. Het Hof heeft de grieven van RBC gegrond verklaard en de vordering tot betaling van de restschuld toegewezen, met veroordeling van de geïntimeerde in de proceskosten. Het vonnis van het Gerecht is gedeeltelijk vernietigd, behoudens de toewijzing van de andere vorderingen van RBC.