Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Procesverloop
Feiten en standpunten
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Jamaicaanse, en de Minister van Justitie van Sint Maarten. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv), die eerder was afgewezen op basis van het uitlandigheidsvereiste. Eiseres, geboren op 4 mei 1995, verbleef sinds 2009 op Sint Maarten, aanvankelijk met een visum dat in oktober 2012 afliep. Na een afwijzing van haar aanvraag in 2016, heeft zij bezwaar aangetekend. De zaak kwam voor het Gerecht na een eerdere uitspraak waarin het Gerecht had geoordeeld dat de Minister een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van eiseres.
Tijdens de zitting op 10 september 2018 heeft eiseres betoogd dat zij recht heeft op verblijf in Sint Maarten op basis van haar studie en dat er goede redenen zijn om een uitzondering te maken op het uitlandigheidsvereiste. De Minister van Justitie betoogde echter dat eiseres en haar moeder op de hoogte waren van het uitlandigheidsvereiste en dat het illegale verblijf voor hun rekening kwam. Het Gerecht heeft overwogen dat de Minister in redelijkheid kon besluiten geen uitzondering te maken op het uitlandigheidsvereiste, en dat de omstandigheden van eiseres, waaronder het overlijden van haar grootmoeder, geen reden waren om van dit beleid af te wijken.
De uitspraak concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is verklaard, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen op 22 oktober 2018, en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak.