Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De ontvankelijkheid
3.De feiten
4.De beoordeling
NAf 75,-- per dag.
NAf 750,--, zoals bij het Hof te doen gebruikelijk.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie op 19 september 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van verzoeker, geboren in 1967 in Curaçao, die schade heeft geleden door de toepassing van dwangmiddelen. Het verzoekschrift, ingediend op 7 juni 2018, betreft een schadevergoeding van NAf 1.350,-- en de kosten van het geding. De behandeling vond plaats in raadkamer op 11 september 2018, waarbij de procureur-generaal en de raadsvrouw van verzoeker aanwezig waren, maar verzoeker zelf niet.
De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker werd op 23 september 2017 aangehouden op verdenking van diefstal en is op 13 december 2017 door het Gerecht in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen. Na hoger beroep is deze straf op 3 mei 2018 door het Hof verminderd tot 122 dagen. Verzoeker is op 4 mei 2018 in vrijheid gesteld.
Het Hof oordeelt dat de dwangmiddelen rechtmatig zijn toegepast, maar dat er gronden van redelijkheid en billijkheid zijn die maken dat de schade deels door de Staat moet worden gedragen. Het Hof kent verzoeker een schadevergoeding toe van NAf 825,-- voor de onterecht ondergane vrijheidsontneming en NAf 750,-- voor de kosten van het verzoekschrift. De beslissing is genomen met inachtneming van de normschending die heeft plaatsgevonden door een te lang verblijf in de politiecellen.