ECLI:NL:OGHACMB:2018:136

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
SXM2017H00116
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met betrekking tot minderjarig kind

In deze zaak heeft de vrouw, appellante, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin haar verzoek tot echtscheiding werd afgewezen. De vrouw en de man zijn op 3 augustus 2010 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en hebben samen een minderjarig kind. De vrouw heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de man zich schuldig maakt aan wangedrag, wat volgens haar aanleiding geeft om de termijn voor echtscheiding te verkorten. Het Hof heeft vastgesteld dat partijen nog geen drie jaren onafgebroken duurzaam gescheiden hebben geleefd, maar heeft de stellingen van de vrouw over het wangedrag van de man als vaststaand aangenomen. Het Hof oordeelt dat de gedragingen van de man zodanig zijn dat van de vrouw niet kan worden gevergd het huwelijk voort te zetten. Daarom heeft het Hof besloten de termijn van drie jaren te verkorten en de echtscheiding uit te spreken, ondanks het verzet van de man. Daarnaast heeft het Hof de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bevolen en een notaris benoemd voor de uitvoering daarvan. De vrouw heeft ook verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind, waarvoor partijen informatie over hun financiële situatie moeten aanleveren. De zaak met betrekking tot de kinderalimentatie is verwezen naar een volgende zitting.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Sint Maarten,
hierna te noemen: de vrouw,
oorspronkelijk verzoekster, thans appellante,
gemachtigde: mr. R.A. Groeneveldt,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Sint Maarten,
hierna te noemen: de man,
oorspronkelijk verweerder, thans geïntimeerde,
procederende in persoon,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met E nummer 31 van 2017 gegeven en op 6 november 2017 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2.
De vrouw heeft in een beroepschrift, ingekomen op 8 december 2017, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft zij het hoger beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, onder aanvulling of verbetering der gronden de echtscheiding tussen haar en haar echtgenoot uit zal spreken, conform het gevorderde in haar verzoekschrift, kosten rechtens.
1.3.
Op 1 juni 2018 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Beide partijen zijn verschenen, de vrouw is bijgestaan door haar gemachtigde.
1.4.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 3 augustus 2010 te Anguilla in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit dit huwelijk is geboren het navolgende thans nog minderjarige kind;
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2011 op Sint Maarten.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

4.Beoordeling

4.1.
De vrouw heeft verzocht om tussen partijen de echtscheiding, subsidiair scheiding van tafel en bed uit te spreken.
4.2.
Het GEA heeft het verzoek afgewezen en hiertoe overwogen dat partijen een minderjarig kind hebben en nog geen drie jaar onafgebroken duurzaam gescheiden van elkaar hebben geleefd, welke voorwaarde artikel 1:150 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek van Sint Maarten (BW) verbindt aan het uitspreken van de echtscheiding in geval er een of meer minderjarige kinderen uit het huwelijk zijn geboren.
4.3.
Artikel 1:150 tweede lid BW bepaalt dat indien uit het huwelijk een of meer kinderen zijn geboren, die nog minderjarig zijn, de echtscheiding op verzoek van één van de echtgenoten niet kan worden uitgesproken tegen de wil van de andere echtgenoot, tenzij de echtgenoten ten minste drie jaren onafgebroken duurzaam gescheiden hebben geleefd. Ingevolge het derde lid van voornoemd artikel kan de termijn van drie jaren door de rechter worden bekort, indien de andere echtgenoot zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag in zodanige mate dat van de echtgenoot, die het verzoek heeft gedaan niet kan worden gevergd het huwelijk te laten voortbestaan.
4.4.
Het Hof stelt vast dat partijen nog geen drie jaren onafgebroken duurzaam gescheiden hebben geleefd.
4.5.
De vrouw heeft in hoger beroep aangevoerd dat de man zich schuldig maakt aan wangedrag. Ter onderbouwing hiervan heeft de vrouw het volgende gesteld:
  • de man zoekt constant ruzie en maakt zich aldus schuldig aan psychologisch en verbaal geweld tegen de vrouw ten gevolge waarvan zij ziek wordt;
  • de man heeft zonder toestemming van de vrouw foto’s gemaakt van het ondergoed van de vrouw en deze aan de dokter laten zien;
  • de man heeft urine van de vrouw uit het toilet gehaald en aan familie en vrienden laten gezien, met de mededeling dat de vrouw een geslachtsziekte heeft;
  • de man gokt en draagt daardoor niet bij in de kosten van de gezamenlijke huishouding en in onvoldoende mate in de kosten van de verzorging en opvoeding van het minderjarig kind van partijen.
4.6.
De man heeft erkend dat hij foto’s heeft gemaakt van het ondergoed van de vrouw en dat hij deze aan de dokter heeft laten zien. Ook heeft de man erkend dat hij gokt. Hij heeft de overige stellingen van de vrouw niet voldoende gemotiveerd betwist. Het Hof neemt hetgeen de vrouw heeft aangevoerd dan ook als vaststaand aan. Het Hof volgt de vrouw in haar stelling dat de gedragingen van de man zoals deze zijn komen vast te staan wangedrag opleveren in zodanige mate dat van de echtgenoot, die het verzoek heeft gedaan, niet kan worden gevergd het huwelijk te doen voortbestaan. Het Hof ziet hierin aanleiding om op grond van artikel 1:150 lid 3 BW de termijn van drie jaren te verkorten.
4.7.
Gelet op het vorenstaande zal het Hof ondanks het verzet van de man het verzoek van de vrouw tot echtscheiding uitspreken.
4.8.
De man heeft het verzoek om over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en in dit verband het benoemen van een notaris en een onzijdige persoon niet weersproken. Het Hof zal aldus beslissen.
4.9.
Voorts heeft de vrouw verzocht te bepalen dat de man US $ 400,= per maand bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Uitgangspunt bij de beoordeling van verzoeken om een ouderbijdrage als de onderhavige is dat de vader en de moeder naar verhouding van hun draagkracht dienen bij te dragen. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen partijen informatie in het geding te brengen omtrent inkomensgegevens, eventuele schulden en de hiermee verband houdende aflossingsverplichtingen. De over te leggen inkomensgegevens, zoals recente salarisspecificaties, dienen betrekking te hebben op een periode van drie maanden.
4.10.
De vrouw heeft verder verzocht om een datum en tijdstip te bepalen waarop het ouderverhoor zal plaatsvinden. Het Hof begrijpt dat zij daarmee doelt op de voortzetting van de behandeling ten aanzien van de kinderalimentatie.
4.11.
De zaak zal verwezen worden naar de zitting van
5 oktober 2018 om 11.30 uurvoor voortzetting behandeling ter bespreking van de onder 4.9 en 4.10 vermelde punten. Partijen wordt verzocht om uiterlijk drie dagen voor de zitting de verzochte gegevens aan het Hof en aan de wederpartij toe te sturen.
4.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.Beslissing

Het Hof:
Vernietigt de bestreden beschikking;
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen;
beveelt de verdeling van de gemeenschap van goederen waarin partijen zijn gehuwd;
benoemt voor het geval dat partijen niet binnen een maand na deze uitspraak omtrent de keuze van een notaris overeenstemming hebben bereikt tot notaris ten overstaan van wie de werkzaamheden der verdeling zullen plaatsvinden: mr. M.F. Mingo, notaris ter standplaats Sint Maarten of een van zijn plaatsvervangers;
benoemt tot onzijdige personen in geval van weigerachtigheid en/of nalatigheid van de vrouw en/of de man tot medewerking aan de werkzaamheden der verdeling, de deurwaarders S.M. Apon en E.A. Arrindel, beiden wonende in Sint Maarten, ter vertegenwoordiging van respectievelijk de vrouw en de man;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behalve voor wat betreft de echtscheiding;
verwijst de zaak met betrekking tot de verzochte kinderalimentatie naar de zitting van vrijdag
5 oktober 2018 om 11.30 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Saleh en S.A. Carmelia en H.J. Fehmers, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2018 in Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.