ECLI:NL:OGHACMB:2018:135

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
SXM2017H00115
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning ontslagvergoeding

In deze zaak heeft [appellante], wonend in Sint Maarten, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) van 27 september 2017, waarin de arbeidsovereenkomst met de naamloze vennootschap GEMEENSCHAPPELIJK ELECTRICITEITSBEDRIJF BOVENWINDSE EILANDEN N.V. (GEBE) met onmiddellijke ingang werd ontbonden zonder toekenning van een ontbindingsvergoeding. [Appellante] heeft in haar beroepschrift verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking en om toekenning van een redelijke ontslagvergoeding op basis van de kantonrechtersformule.

GEBE heeft het hoger beroep bestreden en verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van [appellante] in haar hoger beroep, dan wel om bevestiging van de beschikking van het GEA. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2018 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities.

Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door het GEA is gebaseerd op artikel 7A:1615w van het Burgerlijk Wetboek van Sint Maarten, dat een appelverbod kent. Het Hof heeft geconcludeerd dat de door [appellante] aangevoerde gronden niet voldoen aan de uitzonderingen op dit appelverbod. Het Hof heeft geoordeeld dat de argumenten van [appellante] niet leiden tot een doorbreking van het appelverbod en dat het hoger beroep derhalve moet worden verworpen. [Appellante] is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, begroot op NAf 4.000,- aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonend in Sint Maarten,
hierna te noemen: [appellante],
oorspronkelijk verweerster, thans appellante,
gemachtigde: mr. M.M. Hofman-Ruigrok,
tegen
de naamloze vennootschap GEMEENSCHAPPELIJK ELECTRICITEITSBEDRIJF BOVENWINDSE EILANDEN N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
hierna te noemen: GEBE,
oorspronkelijk verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mrs. J.G. Snow en A.J.A.M. Veen-Brom.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met EJ nummer 104 van 2017 gegeven en op 27 september 2017 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[appellante] heeft in een beroepschrift, met producties, ingekomen op 7 november 2017, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft zij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende in hoger beroep, onder aanvulling of verbetering van de gronden, de vordering van GEBE alsnog integraal zal afwijzen, althans aan [appellante] ten laste van GEBE een redelijke ontslagvergoeding zal toekennen op grond van de kantonrechtersformule en kosten rechtens in beide instanties.
1.3.
GEBE heeft in een verweerschrift, het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof [appellante] primair niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep en subsidiair de vorderingen van [appellante] integraal zal afwijzen, althans de beschikking van het GEA van 27 september 2017 zal bevestigen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van de onderhavige procedure.
1.4.
Op 1 juni 2018 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. De gemachtigden hebben aan de hand van pleitnotities het woord gevoerd.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1.
In de bestreden beschikking heeft het GEA, toepassing gevende aan artikel 7A:1615w van het Burgerlijk Wetboek van Sint Maarten (BW), de arbeidsovereenkomst tussen [appellante] en GEBE met onmiddellijke ingang ontbonden zonder een ontbindingsvergoeding toe te kennen, met compensatie van de proceskosten. Hiertegen richt zich het hoger beroep van [appellante].
3.2.
Artikel 7A:1615w lid 8 BW luidt: ‘Tegen een beschikking krachtens dit artikel is generlei voorziening toegelaten.’ Volgens vaste jurisprudentie wordt op deze regel in een drietal gevallen een uitzondering gemaakt, te weten:
a. als de rechter artikel 7A:1615w BW ten onrechte heeft toegepast of buiten het toepassingsgebied van het artikel is getreden,
b. als het artikel ten onrechte buiten toepassing is gelaten, dan wel,
c. als zulke fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden dat van een eerlijke of onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
3.3.
Verkeerde toepassing van artikel 7A:1615w BW is geen grond voor doorbreking van het appelverbod.
3.4. [
[appellante] voert aan dat het GEA:
is uitgegaan van een pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar, terwijl de pensioengerechtigde leeftijd per 1 januari 2016 met terugwerkende kracht is verhoogd tot 62 jaar;
ten onrechte is uitgegaan van een vast beleid of breed draagvlak binnen de gemeenschap van Sint Maarten voor de beëindiging van arbeidsovereenkomsten met werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt;
zijn beslissing heeft gebaseerd op wetgeving die in Sint Maarten niet van toepassing is en op oud beleid c.q. richtlijnen die al sinds 2010 niet meer geldend zijn in Sint Maarten;
heeft geoordeeld dat het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door [appellante] een verandering van omstandigheden vormt die op korte termijn tot het einde van het dienstverband dient te leiden;
onder verwijzing naar de aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters geen ontbindingsvergoeding heeft toegekend aan [appellante].
3.5.
Hetgeen door [appellante] is aangevoerd levert niet één van de drie onder 3.2 genoemde gevallen op. Indien de stellingen van [appellante] al juist zijn, levert dat een verkeerde toepassing op van artikel 7A:1615w BW, hetgeen zoals reeds overwogen (zie hiervoor onder 3.3) geen doorbrekingsgrond is. Voor zover is bedoeld dat het GEA zijn beslissingen onvoldoende heeft gemotiveerd geldt dat een motiveringsgebrek ook geen doorbrekingsgrond oplevert.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep dient te worden verworpen. [appellante] dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

4.Beslissing

Het Hof:
- verwerpt het hoger beroep;
- veroordeelt [appellante] in de aan de zijde van GEBE gevallen kosten van dit hoger beroep, tot op heden begroot op NAf 4.000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Saleh, S.A. Carmelia en H.J. Fehmers, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2018 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.