ECLI:NL:OGHACMB:2018:129

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
EJ 115/2017 – SXM2017H00114
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en ontslag van bestuursleden binnen Town House Development Foundation

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de benoeming van bestuursleden van de Town House Development Foundation (THDF) ter discussie staat. [Appellant] heeft op 29 augustus 2017 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van 18 juli 2017. Hij verzoekt het Hof om de eerdere beschikking te vernietigen en de verzoeken in eerste aanleg toe te wijzen, dan wel het besluit van 8 juli 2016 nietig te verklaren. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 juni 2018, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

Centraal in deze zaak staat de vraag of de besluiten van 6 en 8 juli 2016, waarbij het zittende bestuur is afgezet en nieuwe bestuursleden zijn benoemd, rechtsgeldig zijn. [Appellant] stelt dat deze besluiten nietig zijn vanwege fundamentele totstandkomingsgebreken. Het Hof oordeelt dat de besluitvorming via e-mail heeft plaatsgevonden en dat de statuten van THDF geen expliciete eis stellen voor een fysieke bijeenkomst. Het Hof concludeert dat de besluiten reële besluiten zijn en niet als fictief kunnen worden aangemerkt.

Het Hof oordeelt verder dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken tot vernietiging van de besluiten, omdat deze verzoeken alleen tegen de rechtspersoon zelf kunnen worden ingesteld. De zaak wordt verwezen naar de rol van 7 september 2018 voor verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over het voorlopige oordeel van het Hof.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnisno.:
Registratienummers: EJ 115/2017 – SXM2017H00114
Uitspraak: 24 juli 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk verzoeker, tevens verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek,
thans appellant,
gemachtigde: mr. J.J. Rogers,
tegen
[GEÏNTIMEERDE SUB 1],
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
[GËINTIMEERDE SUB 3],
[GËINTIMEERDE SUB 4],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk verweerders, tevens verzoekers in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. J. Deelstra en mr. C.F. Klooster.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde sub 1] c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar de beschikking in deze zaak van 18 juli 2017.
1.2 [
appellant] heeft op 29 augustus 2017 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Hij heeft het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de beschikking zal vernietigen en primair de verzoeken van [appellant] alsnog zal toewijzen, subsidiair het besluit van 8 juli 2016 nietig zal verklaren, met veroordeling van [geïntimeerde sub 1] c.s. in de proceskosten in beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
1.3
Op 1 juni 2018 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. [appellant] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [geïntimeerde sub 1] c.s. zijn de gemachtigden verschenen. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen die zijn overgelegd.
1.4
Beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Centraal in deze zaak staat de Town House Development Foundation (hierna: THDF). THDF is in 1994 opgericht door de toenmalige eigenaren van het complex The Villas on Great Bay in Philipsburg. Het complex bestaat uit 12 villa’s. Eén van de villa’s is gezamenlijk eigendom van alle eigenaren en bestemd voor de beheerder van het resort. Het statutaire doel van THDF is “to own and maintain the common grounds, buildings and facilities” en – kort gezegd – alles wat daaraan dienstig is.
2.2
De statuten van THDF bepalen dat de eigenaren van de villa’s “participants” zijn in THDF en dat zij per villa één stem in de “meeting of participants” hebben. Ten aanzien van de meeting of participants bepalen de statuten onder meer dat de participants ten minste 20 dagen van te voren schriftelijk worden opgeroepen (art. 6 onder e) en dat een meeting plaatsvindt wanneer bestuursleden worden gekozen (art. 6 onder f). Volgens art. 6 onder i is voor de benoeming van bestuursleden als bedoeld in art. 7 onder c een meerderheid van stemmen en een quorum van 50% van de participants vereist. Ingevolge art. 7 onder c worden bestuursleden in de meeting of participants gekozen uit een lijst van gegadigden en vervolgens benoemd.
2.3 [
appellant] en zijn echtgenote zijn eigenaar van twee villa’s, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] zijn gezamenlijk eigenaar van drie villa’s en via een rechtspersoon van nog een vierde villa. Verder waren [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4] (gezamenlijk), [naam 1] en [naam 2] (gezamenlijk), [naam 3] / [naam 4] (middellijk) en [naam 5] en [naam 6] (gezamenlijk) eigenaar van één villa. De eigendom van de elfde villa is op (uiterlijk) 4 juli 2016 door een derde overgedragen aan een rechtspersoon waarvan [geïntimeerde sub 4] de enige bestuurder is.
2.4
In het voorjaar van 2016 bestond het bestuur van THDF uit [appellant],
[naam 1] en. [naam 5]. Binnen THDF is onenigheid ontstaan over een aantal lopende kwesties, in het bijzonder de aanstelling van een nieuwe beheerder. Op 4 juli 2016 heeft [geïntimeerde sub 2] een e-mail gestuurd naar de overige eigenaren, waarin hij zijn onvrede heeft geuit over het zittende bestuur. Hij heeft bericht dat hij een “non-confidence vote” uitschrijft, waarop tot 6 juli 2016 om 17u kan worden gereageerd en dat een meerderheid van de stemmen voor dit voorstel leidt tot “dismissal” van het bestuur. In de avond van 6 juli 2016 heeft [geïntimeerde sub 2] gemaild dat er 6 stemmen vóór, 0 tegen en 5 onthoudingen zijn geteld. Hij heeft daaraan toegevoegd dat er een nieuw bestuur moet worden gekozen en dat gekwalificeerde gegadigden zich tot 8 juli 2016 om 21:30u kunnen melden.
2.5
Op 8 juli 2016 om 23:23 uur heeft [geïntimeerde sub 2] gemaild dat zich drie kandidaten hebben gemeld voor de drie vacante bestuursposten, te weten zijn echtgenote [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4.] Volgens dit bericht is geen verkiezing nodig, worden de bestuursposten toegewezen (“acclaimed”) aan de drie kandidaten en bestaat het bestuur met onmiddellijke ingang uit die personen. Zij hebben op 9 juli 2016 de eerste bestuursvergadering belegd, waarvan de notulen op dezelfde dag zijn rondgemaild naar de participants. Volgens de e-mail en de bijgevoegde notulen zijn de nieuwe bestuursleden in die vergadering unaniem in hun functie benoemd.
2.6
Op 29 oktober 2016 heeft de jaarlijkse meeting of participants in Sint Maarten plaatsgevonden. Voorafgaand aan die vergadering zijn de eigenaren nogmaals gevraagd om zich te nomineren voor het bestuur. Dit heeft geleid tot drie nominaties van dezelfde personen als hiervoor genoemd. Volgens de notulen van de vergadering was stemming gelet op het aantal geldige nominaties niet nodig en bleef het bestuur dus bestaan uit [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4].
2.7 [
appellant] heeft in het inleidende verzoekschrift verzocht om, uitvoerbaar bij voorraad:
a. te bepalen dat [appellant] en zijn medebestuursleden ten onrechte zijn ontslagen;
b. te bepalen dat [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4] niet op rechtsgeldige wijze tot het bestuur zijn toegetreden c.q. gekozen;
c. te bepalen dat alle besluiten van het nieuwe bestuur niet rechtsgeldig zijn;
d. [geïntimeerde sub 1] c.s. te gebieden (het Hof begrijpt: verbieden) zich als bestuursleden te gedragen, op straffe van een dwangsom;
e. veroordeling van [geïntimeerde sub 1] c.s in de proceskoten.
2.8
In hoger beroep heeft [appellant] vernietiging van de bestreden beschikking verzocht alsmede:
- primair: toewijzing van de verzoeken in eerste aanleg;
- subsidiair: te bepalen dat het besluit van 8 juli 2016 nietig is;
- veroordeling van [geïntimeerde sub 1] c.s. in de proceskosten in beide instanties.
2.9 [
appellant] heeft - zo begrijpt het Hof - aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat zowel het besluit van 6 juli 2016, waarbij het toen zittende bestuur is afgezet, als het benoemingsbesluit van 8 juli 2016 nietig dan wel vernietigbaar is. In hoger beroep heeft [appellant] ook nog gesteld dat van besluiten als bedoeld in de statuten van THDF in het geheel geen sprake is.
2.10 [
geïntimeerde sub 1] c.s. hebben in hoger beroep onder meer naar voren gebracht dat [appellant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek omdat hij niet hen maar THDF in rechte had moeten betrekken.
2.11 [
appellant] is ontvankelijk in zijn verzoeken voor zover deze ertoe strekken dat de besluiten van 6 en 8 juli 2018 nietig dan wel non-existent zijn. Een verzoek dat strekt tot vaststelling van de nietigheid van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon kan ook tegen anderen dan die rechtspersoon worden ingesteld, omdat die nietigheid ook de rechtsverhouding tussen anderen dan de rechtspersoon zelf kan bepalen. Om dezelfde reden kan ook een verzoek met de strekking dat een besluit non-existent is tegen anderen dan de rechtspersoon zelf worden ingesteld.
2.12 [
appellant] is niet-ontvankelijk in zijn verzoeken die ertoe strekken dat de besluiten van 6 en 8 juli 2016 vernietigbaar zijn. Dit verzoek kan alleen worden ingesteld tegen de rechtspersoon zelf (vgl. art. 2:15 lid 3 BWNL). Ook indien dat anders zou zijn, geldt dat [appellant] niet-ontvankelijk is in deze verzoeken omdat het Gerecht terecht heeft overwogen dat de bevoegdheid tot het indienen daarvan is vervallen door overschrijding van de in art. 2:21 lid 4 gestelde termijn van zes maanden na kennisneming van die besluiten.
2.13
Van non-existente besluiten is naar het oordeel van het Hof geen sprake. Het gaat om gedocumenteerde beslissingen die zijn genomen door ‘participants’ in de zin van de statuten van THDF, die zij zelf presenteren als besluiten van een orgaan van de rechtspersoon, namelijk de ‘meeting of participants’. Het betreft dus reële besluiten, en geen fictieve besluiten zoals [appellant] (kennelijk) betoogt.
2.14
Aan zijn beroep op nietigheid van de besluiten van 6 en 8 juli 2016 heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat aan deze besluiten fundamentele totstandkomingsgebreken kleven.
2.15
Ten aanzien van het besluit van 6 juli 2016 om de zittende bestuursleden af te zetten geldt het volgende. De besluitvorming en stemming hierover hebben plaatsgevonden via de e-mail. Daarin hebben alle stemgerechtigden de gelegenheid gekregen zich over het al dan niet handhaven van de bestuursleden uit te spreken. Onweersproken is dat er zes stemmen zijn geuit voor ontslag van het bestuur en vijf onthoudingen, waarmee kennelijk bedoeld wordt dat vijf eigenaren geen stem hebben uitgebracht. Gesteld noch gebleken is dat door één of meer eigenaren bezwaren zijn geuit over deze wijze van stemmen. Het feit dat deze via elektronische weg belegde meeting of participants niet heeft bestaan uit een fysieke samenkomst van de eigenaren levert geen fundamenteel totstandkomingsgebrek op als door [appellant] bepleit. Niet alleen schrijven de statuten niet expliciet voor dat een meeting of participants moet plaatsvinden in fysieke tegenwoordigheid van de participants, uit het dossier blijkt eveneens dat stemmingen vaker per e-mail werden uitgevoerd. Kennelijk was dat binnen THDF de gebruikelijke en geaccepteerde werkwijze. Ook het feit dat de participants niet zijn opgeroepen met inachtneming van de in artikel 6 onder e van de statuten bepaalde termijn van 20 dagen vormt geen fundamenteel totstandkomingsgebrek, te minder nu niet is gesteld of gebleken dat één of meer van de eigenaren als gevolg daarvan niet of onvoldoende aan de stemming of de besluitvorming hebben kunnen deelnemen. Ook hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd leidt niet tot nietigheid van dit besluit.
2.16
Over de benoeming van de nieuwe bestuursleden heeft op 8 juli 2016 geen separate stemming meer plaatsgevonden door de meeting of participants. In de e-mail van 8 juli 2016 heeft [geïntimeerde sub 2] immers laten weten dat, nu drie (geldige) nominaties waren ontvangen voor drie bestuursfuncties, er niet hoefde te worden gestemd over de bestuursleden, dat de vacante posities zijn toegewezen aan de drie kandidaten en dat het bestuur met onmiddellijke ingang uit die drie personen bestond. In de “board meeting” van de volgende dag, 9 juli 2016, hebben deze drie personen zichzelf met algemene stemmen tot bestuursleden benoemd.
2.17
Het feit dat over de benoeming van de nieuwe bestuursleden niet separaat is gestemd, leidt naar het voorlopig oordeel van het Hof niet tot fundamentele nietigheid van het besluit tot hun benoeming. Dit voorlopige oordeel is gebaseerd op het volgende. Zoals hiervoor is vastgesteld, bestond al ruim voor begin juli 2016 tussen de participants onenigheid over een aantal lopende zaken, onder meer over de positie van de beheerder van het park. Binnen de kring van de participants stonden vooral [appellant] en [geïntimeerde sub 2] tegenover elkaar. [appellant] was destijds nog de voorzitter van het bestuur en genoot, zo neemt het Hof aan, de steun van (onder meer) zijn bestuursgenoten [naam 1] en [naam 5] en hun echtgenoten. Gelet op de gebeurtenissen in juli 2016, mag verder worden aangenomen dat [geïntimeerde sub 2] en zijn echtgenote [geïntimeerde sub 1] werden gesteund door het echtpaar [geïntimeerde sub 3 en 4] Op (uiterlijk) 4 juli 2016 is de eigendom van een van de villa’s overgegaan op een door [geïntimeerde sub 4] beheerste rechtspersoon. Het Hof gaat er voorshands van uit dat dit bij de overige participants bekend was. Door de eigendomsoverdracht van deze villa kregen [geïntimeerde sub 2] en zijn vrouw en het echtpaar [geïntimeerde sub 3 en 4] tezamen zes van de elf en dus de meerderheid van de stemmen in de ‘meeting of participants’. Het ligt in de rede dat de e-mail van [geïntimeerde sub 2] van 4 juli 2016, waarin hij voorstelt om het bestuur onder leiding van [appellant] af te zetten, direct samenhangt met deze net verkregen meerderheid van stemmen. Een en ander brengt mee dat het, voorshands oordelend, voor alle participants helder moet zijn geweest dat de stemming over het afzetten van het bestuur mede betrof de stemming over de nieuwe bestuursleden en dat ook voldoende duidelijk was wie de nieuwe bestuursleden zouden worden. Nu de statuten voorschrijven dat bestuursleden participants moeten zijn en gelet op de gepolariseerde verhoudingen binnen THDF, stond ten tijde van de stemming over de afzetting van het zittende bestuur immers voldoende vast dat afzetting zou leiden tot aanstelling van [geïntimeerde sub 2], [geïntimeerde sub 1] en/of [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4]als nieuwe bestuursleden. Onder deze omstandigheden leidt het ontbreken van separate stemming over de nieuwe bestuursleden niet tot fundamentele nietigheid van hun benoemingsbesluit.
2.18
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich over uitsluitend het in 2.17 gegeven voorlopige oordeel van het Hof uit te laten. De zaak zal worden verwezen naar de rol van 7 september 2018 voor het nemen van een akte door [appellant], daarna kunnen [geïntimeerde sub 1] c.s. daarop reageren.
2.19
Alle overige beslissingen worden aangehouden.
BESLISSING
Het Hof:
- verwijst de zaak naar de rol van 7 september 2018 voor het nemen van de in 2.17 bedoelde akte aan de zijde van [appellant];
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. Fehmers, E.A. Saleh en S.A. Carmelia, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 24 juli 2018.