Uitspraak
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van het Gerecht.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vennootschap, gevestigd te Curaçao, die voor haar directeuren-aandeelhouders per 31 december 2011 een cessantia-voorziening heeft gevormd en deze ten laste van haar fiscale resultaat heeft gebracht. De Inspecteur heeft deze vorming van de voorziening geweigerd en een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de vorming van de cessantia-voorziening niet toegestaan, verwijzend naar het Bakstenen-arrest van de Hoge Raad. Het Hof oordeelt dat de directeuren-aandeelhouders niet als 'werknemer' in de zin van de Cessantialandsverordening kunnen worden aangemerkt, waardoor de vennootschap de gevraagde voorziening niet kan vormen. De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd.
De belanghebbende, een vennootschap, heeft bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, maar het Gerecht heeft de boetebeschikking vernietigd en het beroep tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht met betrekking tot de naheffingsaanslag. Het Hof heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de directeuren niet tegen hun wil kunnen worden ontslagen, waardoor zij niet voldoen aan de definitie van 'werknemer' volgens de Cessantialandsverordening. Het Hof concludeert dat de belanghebbende geen cessantia-voorziening mag vormen voor haar directeuren-aandeelhouders, en bevestigt de uitspraak van het Gerecht.