Uitspraak
[APPELLANTE 1],
[APPELLANT 2],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, Kriyoyo Transport en een tweede appellant, tegen de stichting Korpodeko. De appellanten zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 22 mei 2017 is uitgesproken. De zaak betreft een lening die in 2005 door Korpodeko is verstrekt aan appellante 1, met appellante 2 als medeschuldenaar. De lening was bedoeld voor de aankoop van een minibus voor schoolvervoer en had een looptijd van 36 maanden. Korpodeko heeft in 2010 een betalingsherinnering gestuurd na een verkeersongeluk waarbij de minibus total loss is verklaard. Appellanten hebben een beroep gedaan op verjaring, maar het Gerecht in eerste aanleg heeft geoordeeld dat de verjaring tijdig is gestuit en de vordering van Korpodeko is toegewezen.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in deze uitspraak geoordeeld dat Korpodeko de bewijslast heeft om aan te tonen dat de verjaring tijdig is gestuit. Het Hof heeft vastgesteld dat de betaling van 4 augustus 2010 een nieuwe verjaringstermijn van vijf jaren in gang heeft gezet, die zou eindigen op 5 augustus 2015, tenzij deze tijdig is gestuit. Het Hof heeft Korpodeko opgedragen te bewijzen dat de appellanten de brieven van 4 maart 2015 en 30 juli 2015 vóór 5 augustus 2015 hebben ontvangen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere procedurele stappen, waarbij de appellanten kosteloos mogen procederen.
Deze uitspraak is gedaan op 24 juli 2018 door de rechters Lewin, Fehmers en Meijer, en is openbaar uitgesproken in Curaçao.