ECLI:NL:OGHACMB:2018:12

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
KG 83908 /17 - HAR 57/17
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging en tenaamstelling beslagen schip in kort geding

In deze zaak gaat het om een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) dat op 10 november 2017 is uitgesproken. De appellanten, KIGORIAK SHIPPING N.V. en WHB SHIPPING N.V., hebben in hoger beroep de schorsing van de tenuitvoerlegging van dit vonnis gevorderd, dat hen verplichtte om het schip de Kigoriak in de registers van Liberia op hun naam te stellen. De oorspronkelijke eiser, CH OFFSHORE LTD., had conservatoir beslag laten leggen op het schip in Polen, met als doel zekerheid te verkrijgen voor een vordering uit achterstallige huur. De appellanten stelden dat er geen titel was op grond waarvan het schip aan hen was overgedragen, en dat de tenuitvoerlegging van het vonnis hen zou schaden.

Het Hof heeft de belangen van partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van CH bij spoedige tenuitvoerlegging zwaarder weegt dan het belang van de appellanten bij schorsing. Het Hof oordeelde dat de appellanten niet voldoende hebben aangetoond dat het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. Bovendien werd overwogen dat de appellanten in staat zijn om de vereiste titel te verschaffen voor de verkrijging van het schip, en dat de vordering tot schorsing daarom werd afgewezen. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindvonnis in hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: KG 83908 /17 - HAR 57/17
Uitspraak: 9 januari 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing in het kort geding van:
de naamloze vennootschappen
1.
KIGORIAK SHIPPING N.V.,
2.
WHB SHIPPING N.V.,
beide gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellantes,
eiseressen tot schorsing,
gemachtigde: mr. M.Th. Aanstoot,
tegen
de vennootschap naar het recht van Singapore
CH OFFSHORE LTD.,
gevestigd in Singapore,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
verweerster tegen de vordering tot schorsing,
gemachtigde: mr. R.F. van den Heuvel.
De partijen worden hierna Kigoriak, WHB en CH genoemd. Kigoriak en WHB worden gezamenlijk Kigoriak c.s. genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 29 november 2017 zijn Kigoriak c.s. in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen CH als eiseres en (onder meer) Kigoriak c.s. als gedaagden gewezen en op 10 november 2017 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: GEA).
1.2
Bij op 1 december 2017 ingekomen afzonderlijk verzoekschrift, met producties, hebben Kigoriak c.s., samengevat weergegeven, de schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis gevorderd, en de veroordeling van CH in de kosten, uitvoerbaar bij voorraad.
1.3
Bij op 18 december 2017 ingekomen verweerschrift, met een productie, heeft CH geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Kigoriak c.s. in de kosten, met wettelijke rente.
1.4
Op 29 december 2017 hebben Kigoriak c.s. een pleitnota ingediend. CH heeft daarvan afgezien. Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Bij de beoordeling van een vordering op de voet van art. 272 Rv moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Hierbij is een belangrijk gezichtspunt dat het GEA de vordering toewijsbaar heeft geoordeeld, en dat moet worden voorkomen dat het aanwenden van rechtsmiddelen wordt gebezigd als middel om uitstel van executie te verkrijgen. Bij de afweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing.
Indien het GEA zijn beslissing tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft gemotiveerd, zal de veroordeelde die schorsing van de tenuitvoerlegging wenst, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen die bij de door het GEA gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van het GEA hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Indien een dergelijke motivering ontbreekt, geldt die eis niet.
2.2
In voorgaand toetsingskader ligt besloten dat de vordering toegewezen wordt, indien degene die de veroordeling verkreeg, mede gelet op de belangen aan de zijde van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het ten uitvoer te leggen vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de veroordeelde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
2.3
In dit geding heeft het GEA Kigoriak c.s. bevolen het daarheen te leiden dat het schip de Kigoriak in de registers van Liberia op naam van Kigoriak wordt gesteld, op straffe van verbeurte van dwangsommen van USD 10.000,- per dag voor iedere dag dat Kigoriak c.s. met de nakoming van dat bevel in gebreke blijven, met een maximum van USD 500.000,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4
Onder het kopje "de feiten" heeft het GEA onder meer het volgende vastgesteld. Op 29 augustus 2017 heeft Kigoriak het schip verkocht aan WHB. Op 7 september 2017 heeft CH in Polen conservatoir beslag op het schip laten leggen. Dit beslag strekt tot zekerheid van een gestelde vordering op Kigoriak uit achterstallige huur. Op 8 september 2017 heeft CH een 'notice of arbitration' aan Kigoriak doen betekenen. WHB heeft in Polen opheffing van het beslag gevorderd. Die procedure is nog aanhangig, aldus het GEA in zijn feitenvaststelling.
Het GEA heeft zijn bevel gebaseerd op zijn oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de overdracht van het schip (door Kigoriak aan WHB) "fraudulent" is jegens CH en daarmee vatbaar om te worden "set aside" als bedoeld in de Liberian Commercial Code 2010 (rov. 4.13). Ten overvloede heeft het GEA overwogen dat voldoende aannemelijk dat de koop paulianeus in de zin van
art. 3:45 BW is en daarom vernietigbaar (rov. 4.14). De termijn om aan het bevel te voldoen heeft het GEA gesteld op twee weken na betekening. Enerzijds acht het GEA aannemelijk dat enige tijd gemoeid zal zijn met het regelen van de wijziging van de administratie, anderzijds acht het GEA aannemelijk dat het beslag niet binnen die termijn zal worden opgeheven
(rov. 4.18).
2.5
Hetgeen Kigoriak c.s. tegen de overwegingen van het GEA hebben aangevoerd, is onvoldoende voor het oordeel dat het bestreden vonnis klaarblijkelijk op een of meer misslagen berust. Voor het overige blijft de kans van slagen van het hoger beroep thans buiten beschouwing.
2.6
Volgens Kigoriak c.s. bestaat hun belang bij schorsing erin dat het vonnis niet kan worden tenuitvoergelegd omdat er geen titel bestaat op grond waarvan Kigoriak het schip verkregen heeft of verkrijgt.
Het Hof acht niet aannemelijk dat het vonnis niet kan worden tenuitvoergelegd. Nu het bevel zowel aan Kogariak als aan WHB is gegeven, ziet het Hof niet in waarom de veroordeelden het niet in hun macht zouden hebben Kigoriak een titel te verschaffen tot verkrijging van het schip, waarna het schip kan worden overgedragen en de tenaamstelling in het Liberiaanse scheepsregister kan worden gewijzigd. Indien zij daartoe niet verplicht zijn, brengt dat nog niet mee dat zij daartoe niet bij machte zijn.
2.7
Het Hof begrijpt uit het bestreden vonnis dat het belang van CH bij spoedige tenuitvoerlegging erin is gelegen dat daardoor wordt voorkomen dat CH (naar haar stelling) haar enige mogelijkheid verliest om haar vordering uit achterstallige huur te verhalen op het vermogen van Kigoriak. CH vreest namelijk dat de Poolse rechter het beslag zal opheffen als het schip niet tijdig op naam van Kigoriak komt te staan in het Liberiaanse scheepsregister.
Dit acht het Hof een voldoende reëel belang.
2.8
Het belang van CH weegt het zwaarste. De vordering tot schorsing zal op die grond worden afgewezen.
2.9
De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden tot het eindvonnis in hoger beroep.

B E S L I S S I N G

Het Hof:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.J. Fehmers en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 9 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.