Uitspraak
1.[APPELLANTE 1],
[APPELLANTE 2],
1.[GEÏNTIMEERDE 1],
[GEÏNTIMEERDE 2],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) dat op 17 april 2018 is uitgesproken. De appellanten, twee personen wonende in New York, hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en hebben verzocht om de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen. De appellanten zijn oorspronkelijk gedaagden in conventie en eisers in reconventie, terwijl de geïntimeerden, ook twee personen, wonende in Sint Maarten, oorspronkelijk eisers in conventie en verweerders in reconventie zijn. De procedure heeft geleid tot een beoordeling van de belangen van beide partijen in het licht van de omstandigheden van het geval.
De beoordeling van de vordering tot schorsing is gebaseerd op artikel 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het Hof heeft vastgesteld dat de belangen van de appellanten zwaarder wegen dan die van de geïntimeerden. De appellanten hebben aangevoerd dat de afbraak van de uitbouw van hun appartement gevaarlijk is en dat de kosten van de afbraak onomkeerbaar zijn, wat hun woongenot aanzienlijk zou verminderen. De geïntimeerden hebben daarentegen betoogd dat de uitbouw hinder voor hen oplevert, maar het Hof heeft geoordeeld dat de belangen van de appellanten in deze fase zwaarder wegen.
Uiteindelijk heeft het Hof besloten om de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen voor de duur van de procedure in hoger beroep. De beslissing over de kosten is aangehouden tot het eindvonnis in hoger beroep. Dit vonnis is uitgesproken op 6 juli 2018 door de rechters van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.