Uitspraak
Zaaknummer: H 133/2017
Vonnis
[naam],
.
of omstreeks10 december 2014,
althans in of omstreeks de maand december 2014,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, waarin de verdachte op 13 september 2017 was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De verdachte was beschuldigd van het niet aanmelden van een geldbedrag van meer dan US$ 10.000,-- bij de douane bij binnenkomst op Bonaire op 10 december 2014. De procureur-generaal had hoger beroep ingesteld en vorderde dat het Hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van US$ 1.000,--. Het Hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld, waarbij de verdachte aanvoerde dat de redelijke termijn was overschreden en dat de rechter-commissaris partijdig was geweest. Het Hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de redelijke termijn in de fase van de eerste aanleg was overschreden, maar dat dit was gecompenseerd door een voortvarende behandeling in hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld door het geld niet aan te melden en legde een geldboete op van US$ 1.000,--, waarvan de helft voorwaardelijk.