ECLI:NL:OGHACMB:2018:113

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
EJ 13/18 - HAR 46/18
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging in arbeidsgeschil tussen Pearl Development N.V. en [geïntimeerde]

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep van Pearl Development N.V. tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Pearl, de appellante, verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking, waarin het GEA had geoordeeld dat Pearl een bedrag van US$ 82.756,21 aan override component, US$ 113.382,79 aan TO commissie en minimumloon moest betalen, alsook de terugplaatsing van de geïntimeerde in zijn functie van sales manager. De beschikking was uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat Pearl wilde aanvechten.

De procedure begon met een beroepschrift van Pearl op 29 mei 2018, waarin zij de schorsing van de tenuitvoerlegging vroeg. De geïntimeerde, die oorspronkelijk verzoeker was, heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om afwijzing van de verzoeken van Pearl. Het Hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat Pearl geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing van het GEA wordt afgeweken. Het Hof oordeelde dat de verzoeken tot schorsing en zekerheidsstelling moesten worden afgewezen, omdat de tenuitvoerlegging niet klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berustte.

De beslissing van het Hof benadrukt dat de belangen van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zwaarder wegen dan de belangen van de veroordeling, tenzij er duidelijke redenen zijn om van de eerdere beslissing af te wijken. In dit geval was er onvoldoende bewijs dat de tenuitvoerlegging zou leiden tot een noodtoestand voor Pearl, waardoor de verzoeken werden afgewezen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Beschikking no.:
Registratienummer: EJ 13/18 - HAR 46/18
Uitspraak: 22 juni 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
op de vorderingen tot schorsing, althans zekerheidsstelling
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
PEARL DEVELOPMENT N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk verweerster,
thans appellante,
verzoekster tot schorsing, althans zekerheidsstelling,
gemachtigden: mrs. J. Deelstra en C. Rutte,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk verzoeker,
thans geïntimeerde,
verweerder tegen de vorderingen tot schorsing, althans zekerheidsstelling,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.
De partijen worden hierna Pearl en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij beroepschrift van 29 mei 2018 is Pearl in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 9 mei 2018 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: GEA).
1.2
Bij op 29 mei 2018 ingekomen afzonderlijk verzoekschrift, met producties, heeft Pearl verzocht, samengevat weergegeven, de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking te schorsen, althans aan de tenuitvoerlegging bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat [geïntimeerde] zekerheid stelt.
1.3
Bij op 8 juni 2018 ingekomen verweerschrift, met producties, heeft [geïntimeerde] geconcludeerd tot afwijzing van de hiervoor in rov. 1.2 bedoelde verzoeken, met veroordeling van Pearl in de kosten, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4
Op 13 juni 2018 heeft [geïntimeerde] aanvullende producties toegezonden.
Op 14 juni 2018 heeft Pearl daartegen bezwaar gemaakt. Op 14 juni 2018 is zijdens [geïntimeerde] op dat bezwaar gereageerd.
1.5
Op 15 juni 2018 hebben partijen pleitnotities ingediend. Beschikking is gevraagd en bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De vordering op de voet van art. 272 Rv wordt opgevat als een verzoek de schorsing van de werking van de bestreden beschikking te bevelen op de voet van art. 429p lid 2 Rv. Laatstgenoemde bepaling vestigt voor het Hof ook een analoge bevoegdheid aan die van art. 57 Rv voor het geval dat de bestreden uitspraak geen vonnis is, maar een beschikking, zoals hier.
2.2
Bij de beoordeling van een verzoek op de voet van art. 429p lid 2 Rv moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Hierbij is een belangrijk gezichtspunt dat het GEA het verzoek toewijsbaar heeft geoordeeld, en dat moet worden voorkomen dat het aanwenden van rechtsmiddelen wordt gebezigd als middel om uitstel van executie te verkrijgen. Bij de afweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing.
Indien het GEA zijn beslissing tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft gemotiveerd, zoals in dit geval, zal de veroordeelde die schorsing van de tenuitvoerlegging wenst, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen die bij de door het GEA gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van het GEA hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
2.3
In voorgaand toetsingskader ligt besloten dat het verzoek toegewezen wordt, indien degene die de veroordeling verkreeg, mede gelet op de belangen aan de zijde van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien de ten uitvoer te leggen beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na deze beschikking voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de veroordeelde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
2.4
In dit geding heeft het GEA Pearl veroordeeld tot betaling van US$ 82.756,21 aan override component, US$ 113.382,79 aan TO commissie en minimumloon over een bepaalde periode, alles met wettelijke verhoging van maximaal 10% en wettelijke rente, en betaling van gebruikelijk loon vanaf de datum van heropening van het resort, en bevel tot terugplaatsing van [geïntimeerde] in zijn functie van sales manager op straffe van verbeurte van dwangsommen van US$ 1.000,00 per dag met een maximum, met veroordeling van Pearl in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek van Pearl om dat niet te doen heeft het GEA gemotiveerd afgewezen.
2.5
Pearl heeft aan haar verzoek geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd die zich eerst na de uitspraak van het GEA hebben voorgedaan.
Hetgeen Pearl tegen de overwegingen van het GEA heeft aangevoerd, is onvoldoende voor het oordeel dat de bestreden beschikking klaarblijkelijk op een of meer misslagen berust.
Het Hof wil aannemen dat tenuitvoerlegging bezwaarlijk voor Pearl is, maar onvoldoende is gesteld of gebleken om het oordeel te rechtvaardigen dat tenuitvoerlegging zal leiden tot een noodtoestand bij Pearl en dat dit zo evident is dat het in de beoordelingsmaatstaf figurerende bijwoord "klaarblijkelijk" op zijn plaats is.
2.6
De verzoeken dienen dus te worden afgewezen. Dat geldt ook voor het verzoek om zekerheidsstelling en het verzoek om het treffen van een ordemaatregel.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, F.W.J. Meijer en
J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 22 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.