ECLI:NL:OGHACMB:2018:11
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergunning voor tussentijds appel tegen een deelvonnis in civiele procedure
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. Verzoekers, bestaande uit 96 partijen, hebben een verzoek ingediend om vergunning voor tussentijds appel tegen een deelvonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA), dat op 30 oktober 2017 was uitgesproken. De verzoekers stelden dat zij geen vergunning nodig hadden voor het hoger beroep, omdat het vonnis een deelvonnis betrof. Het Hof heeft echter geoordeeld dat dit standpunt niet juist is, aangezien een vonnis niet automatisch een eindvonnis wordt door het treffen van een proceskostenvoorziening. Het Hof heeft de gevraagde vergunning verleend, omdat dit de proceseconomie ten goede komt. Tevens is bepaald dat de verweerster, First Curaçao International Bank N.V. (FCIB), binnen zes weken een memorie van antwoord moet indienen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindvonnis in hoger beroep. Deze beschikking is gegeven ter openbare terechtzitting in Curaçao.