ECLI:NL:OGHACMB:2018:107

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
AR 3064/14 - H 91/16 - AUA201400437
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onvoltooide renovatiewerkzaamheden en proceskostenveroordeling

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot onvoltooide renovatiewerkzaamheden. De appellanten, een naamloze vennootschap en een andere partij, hebben in eerste aanleg een proceskostenveroordeling gekregen die zij aanvechten. Het Hof heeft in een tussenvonnis van 19 september 2017 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van akten. Op 19 december 2017 hebben beide partijen akten ingediend, waarna de appellanten op 20 februari 2018 een antwoordakte hebben ingediend. Het Hof heeft vervolgens de zaak opnieuw beoordeeld.

In de beoordeling heeft het Hof vastgesteld dat de NV niet bestaat, waardoor de proceskostenveroordeling niet in stand kan blijven. Het Hof heeft ook geoordeeld dat het verweer van de appellanten, dat het inleidend verzoekschrift nietig verklaard zou moeten worden, niet opgaat. Verder heeft het Hof geen aanleiding gezien om terug te komen op eerdere oordelen over de aansprakelijkheid van de appellant 2 voor de onvoltooide werkzaamheden. Het Hof heeft de vordering van de appellanten tot betaling van Afl. 19.976,00 afgewezen, omdat de geïntimeerden minder hebben betaald dan de oorspronkelijke aanneemsom en de appellanten niet de betaling van het onbetaald gebleven deel van de aanneemsom hebben gevorderd.

Het Hof heeft de vordering van Afl. 19.172,50 tot betaling van nodeloos gemaakte kosten en kosten van het opstellen van een opnamerapport toegewezen, met wettelijke rente vanaf 27 augustus 2014. Het verstekvonnis en het verzetvonnis zijn vernietigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd. De uitspraak is gedaan op 26 juni 2018.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 3064/14 - H 91/16 - AUA201400437
Uitspraak: 26 juni 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap
[APPELLANT 1],
gevestigd in Aruba,
2.
[APPELLANT 2],
wonende in Aruba,
appellanten,
gemachtigde: mr. G. de Hoogd,
tegen
1.
[GEÏNTIMEERDE 1],
2.
[GEÏNTIMEERDE 2],
beiden wonende in Aruba,
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. D.M. Canwood.
De partijen worden hierna de NV, [appellant 2], [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] genoemd.
De NV en [appellant 2] worden gezamenlijk ook [appellanten] genoemd.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] worden gezamenlijk ook [geïntimeerden] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 19 september 2017 (hierna: het tussenvonnis) heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van akten. Op 19 december 2017 is van beide zijden een akte ingediend. Aan beide akten zijn producties gehecht. Op 20 februari 2018 hebben [appellanten] een antwoordakte ingediend. [geïntimeerden] hebben daarvan afgezien. Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het Hof ziet geen aanleiding om terug te komen van zijn in rov. 2.8 van het tussenvonnis gegeven oordeel dat de proceskostenveroordeling van de NV niet in stand kan blijven, omdat vast staat dat de NV niet bestaat. Ook is er geen reden om terug te komen van het daar (ten voordele van [geïntimeerden]) gegeven oordeel dat het verweer van [appellanten] niet opgaat dat het inleidend verzoekschrift nietig verklaard zou moeten worden.
2.2
Evenmin ziet het Hof aanleiding om terug te komen van zijn in rov. 2.14 van het tussenvonnis gegeven oordeel dat het niet aangaat [appellant 2] aansprakelijk te achten voor meer werkzaamheden dan hij blijkens zijn schriftelijke verklaring nog moest afronden. Weliswaar heeft [appellant 2] zich er in zijn schriftelijke verklaring mee akkoord verklaard dat [architectenbureau] het bedrag zou vaststellen dat [appellant 2] zou dienen te betalen indien hij niet tijdig het werk zou voltooien, maar die akkoordverklaring heeft naar de uitleg van het Hof slechts betrekking op het bedrag dat [architectenbureau] zou vaststellen ter zake van "the above 12 tasks" (opgesomd in rov. 2.2.3 van het tussenvonnis, hierna: de twaalf taken) .
2.3 [
geïntimeerden] hebben in hun akte van 19 december 2017 niet toegelicht hoe de punten van het rapport van [architectenbureau] aansluiten op de twaalf taken. Daarom zal het Hof de punten 3, 4, 5, 6, 9, 12, 13, 17, 19, 21, 22, 23, 24, 27, 29, 31 en 32 (opgesomd in rov. 2.13 van het tussenvonnis) buiten beschouwing laten.
2.4
Volgens [appellant 2] zijn de punten 20, 25 en 33 van het rapport uitgevoerd (zie opnieuw rov. 2.13 van het tussenvonnis). Kennelijk was dit volgens het rapport van [architectenbureau] niet zo. [appellant 2] heeft zich (in zoverre) schriftelijk ermee akkoord verklaard dat dit door [architectenbureau] beoordeeld zou worden. Daarom faalt dit verweer van [appellant 2].
Volgens de akte van [appellanten] van 19 december 2017 zijn de eerste tien van de twaalf taken uitgevoerd. Dit verweer faalt op dezelfde grond.
Het in die akte opgenomen verweer dat [appellant 2] voor de elfde en twaalfde taak niet is betaald, faalt eveneens op de grond dat [appellant 2] zich akkoord heeft verklaard om te betalen voor wat volgens het rapport van [architectenbureau] ter zake van de twaalf taken niet was uitgevoerd.
Ook hetgeen [appellanten] onder III van die akte heeft aangevoerd, stuit daarop af. Bovendien zou het strijd met de eisen van een goede procesorde opleveren indien het Hof zou toestaan dat [appellanten] als appellanten in dit stadium nog nieuwe verweren voeren.
2.5
Op grond van het voorgaande dient de vordering van Afl. 19.976,00 als volgt beoordeeld worden:
[architectenbureau] Hof
1. Tiling of bathroom floors (...) 750 750
2. Putting sheetrock (...) 2.450 0
3. Put in wall (...) 150 150
4. Put in new kitchen (...) 7.451 0
5. Cleaning of all tiles 665 0
6. Installation of two units (...) 2.992 0
7. Painting of the inside (...) 812 812
8. Putting on a wall (...) 475 475
9. Pouring of concrete (...) 7.340 0
10. Construction of a laundry room (...) 785 785
11. Conversion of foyer area (...) 0 0
12. Removal of front door (...) 400 0
13. Making a walk-in-closet (...) 290 0
14. Installation of (...) airco (...) 1.461 1.461
15. Remove (...) cabinets (...) 0 0
16. Removal of door (...) 0 0
17. Renovation of both bathrooms (...) 875 0
18. Removal of windows (...) 0 0
19. New kitchen cabinets (...) 7.034 0
20. Leveling of (...) floors (...) 0 0
21. Paint the inside (...) 338 0
22. Replacemant of all light fixtures (...) 200 0
23. Painting of (...) fence 595 0
24. Puttin trims (...) on doors (...) 6.792 0
25. Fixing of broken gates (...) 400 400
26. Changing of (...) fixtures (...) 350 350
27. Removal of (...) 285 0
28. Cutting of branches (...) 0 0
29. Making a (...) walkway (...) 0 0
30. Laying of (...) gravel (...) 1.130 1.130
31. Construction of (...) seating (...) 745 0
32. Outdoor shower (...) 315 0
33. Cleaning (...) 250 250
34. ( optelfout) minus 250 0
------- + ------- +
Total 45.080 6.563
Original construction sum 60.000 60.000
Initial payment minus 35.000 minus 35.000
Unfinished work minus 45.080 minus 6.563
(optelfout) 104 0
--------- --------
Balance to be paid to contractor 19.976 minus 18.437
2.6
Het voorgaande betekent dat de vordering van Afl. 19.976,00 in het geheel niet toewijsbaar is. [geïntimeerden] hebben voor het werk van [appellant 2] minder betaald dan de oorspronkelijke aanneemsom. Ook indien rekening ermee wordt gehouden dat het werk door anderen moest worden afgemaakt omdat [appellant 2] niet tijdig alles had gedaan waartoe hij zich verbonden had en dat [geïntimeerden] de kosten hiervan op [appellant 2] mogen verhalen, hebben [geïntimeerden] minder betaald dan overeengekomen was. [appellant 2] heeft niet de betaling van het onbetaald gebleven deel van de aanneemsom gevorderd (dat kon in hoger beroep ook niet meer). Het feit dat de herberekening door het Hof op een negatief bedrag uitkomt, heeft daarom geen gevolgen. Overigens merkt het Hof op dat het niet heeft onderzocht of die vordering toewijsbaar zou zijn. Uit dit vonnis kan niets worden afgeleid over de toewijsbaarheid van een dergelijke vordering.
2.7
Zoals in rov. 2.12 van het tussenvonnis is overwogen, ligt de vordering van Afl. 18.297,50 ter zake van nodeloos gemaakte kosten voor toewijzing gereed.
Ook de vordering tot betaling van Afl. 875,00 wegens kosten van het opstellen van het opnamerapport dient te worden toegewezen. Het is aan [appellant 2] te wijten dat er vertraging is opgetreden, het is redelijk dat [geïntimeerden] een opnamerapport nodig achtten ([appellant 2] is er ook mee akkoord gegaan dat een opnamerapport zou worden opgesteld) en de hoogte van het hiervoor gevorderde bedrag is redelijk.
In totaal is dus Afl. 19.172,50 toewijsbaar.
De wettelijke rente is niet toewijsbaar vanaf 11 maart 2014 (de datum waarop [appellant 2] de schriftelijke verklaring heeft afgelegd), zoals gevorderd, omdat niet is toegelicht waarom dat het geval zou zijn. Het Hof zal de wettelijke rente toewijzen vanaf 27 augustus 2014, de datum waarop het inleidend verzoekschrift aan [appellant 2] is betekend.
2.8
Het verstekvonnis en het verzetvonnis zullen worden vernietigd. Bij de gevorderde verklaring voor recht bestaat geen afzonderlijk belang. Die zal worden afgewezen. Op de overige vorderingen zal beslist worden als hiervoor vermeld. Partijen worden over en weer op enige punten in het ongelijk gesteld. Alle proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het verstekvonnis van 29 oktober 2014 en het verzetvonnis van 21 oktober 2015;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant 2] tot betaling van Afl. 19.172,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2014 tot aan de dag van de voldoening;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in de verstekprocedure, de verzetprocedure en de appelprocedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 26 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.