ECLI:NL:OGHACMB:2018:100

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
EJ 73615/15 - CUR2018H00049
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ouderlijk gezag en verhuizing van Curaçao naar Nederland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin haar verzoek om echtscheiding en nevenvoorzieningen werd afgewezen. De vrouw, die in Curaçao woont, heeft in hoger beroep verzocht om eenhoofdig gezag over haar twee minderjarige kinderen en om toestemming om met hen naar Nederland te verhuizen. De man, haar ex-echtgenoot, verzet zich tegen deze verzoeken en heeft verzocht om gezamenlijk gezag en dat de kinderen bij hem blijven wonen.

De procedure begon met een beroepschrift van de vrouw op 27 februari 2018, waarin zij vier grieven tegen de eerdere beschikking aanvoerde. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 mei 2018, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. Het Hof heeft ook de kinderen gehoord. De vrouw heeft in haar verzoeken benadrukt dat de huidige woonsituatie onhoudbaar is en dat zij met de kinderen naar Nederland wil verhuizen, waar haar oudere zoon al woont.

Het Hof heeft de belangen van de kinderen in overweging genomen en geconcludeerd dat het gezamenlijk gezag in hun belang is, omdat beide ouders betrokken moeten blijven bij belangrijke opvoedingsbeslissingen. Het verzoek om eenhoofdig gezag is afgewezen. Wat betreft de verhuizing naar Nederland, heeft het Hof vastgesteld dat de kinderen al hun hele leven in Curaçao wonen en dat een verhuizing naar Nederland niet in hun belang zou zijn, gezien de stabiliteit van hun huidige situatie en de impact van een verhuizing op hun schoolloopbaan. Het verzoek om toestemming voor verhuizing is eveneens afgewezen. De beschikking van het Gerecht in eerste aanleg is bevestigd, en de zaak is naar de rol verwezen voor verdere uitlating.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Beschikking no.:
Registratienummer: EJ 73615/15 - CUR2018H00049
Uitspraak: 29 mei 2018 (bij vervroeging)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[DE VROUW],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk verzoekster in conventie, verweerster in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: mr. M.N. Meyer,
tegen
[DE MAN],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk verweerder in conventie, verzoeker in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. S.N.E. Inderson.
De partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij beroepschrift van 27 februari 2018, met producties, is de vrouw in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 16 januari 2018 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: GEA) en heeft zij vier grieven tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe (verkort weergegeven) dat het Hof de beschikking zal vernietigen en haar verzoeken alsnog zal toewijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten in beide instanties.
1.2
Het hoger beroep is mondeling behandeld op 15 mei 2018. Beide partijen en hun gemachtigden zijn verschenen. Partijen zijn gehoord. De gemachtigden hebben pleitnota's voorgedragen en hebben gebruik gemaakt van een tweede spreektermijn. Van de pleitnota's zijn exemplaren overgelegd. Aan de pleitnota's zijn producties gehecht. Van die producties waren tijdig tevoren exemplaren aan het Hof en de wederpartij toegezonden.
1.3
Op 16 mei 2018 heeft het Hof [kind 2] en [kind 3] gehoord (zie rov. 2.1 voor hun volledige namen).
1.4
Beschikking is aangezegd en bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Partijen zijn op [datum] 1997 gehuwd in Tilburg, Nederland. Zij hebben drie kinderen:
- [ kind 1], geboren op [datum] 1998 in Tilburg;
- [ kind 2], geboren op [datum] 2001 in Curaçao; en
- [ kind 3], geboren op [datum] 2005 in Curaçao.
[kind 1] is inmiddels meerderjarig. [kind 2] en [kind 3] zijn nog minderjarig.
2.2
Bij verzoekschrift van 13 april 2017 heeft de vrouw verzocht om (primair) echtscheiding, met als nevenvoorzieningen (verkort weergegeven) het eenhoofdig gezag over [kind 2] en [kind 3], kinderalimentatie van NAf 3.000,- per kind per maand, partneralimentatie van NAf 3.100,- per maand en boedelscheiding.
Bij akte van 13 juni 2017 heeft de vrouw aanvullend verzocht, subsidiair (voor het geval dat het verzoek om eenhoofdig gezag niet zou worden toegewezen), dat de rechter haar toestemming verleent om met [kind 2] en [kind 3] naar Nederland te verhuizen.
De man heeft bij verzoek in reconventie (verkort weergegeven) verzocht dat de rechter zal bepalen dat partijen gezamenlijk gezag over [kind 2] en [kind 3] zullen behouden en dat hun hoofdverblijf bij de man zal zijn. Voor het geval dat de vrouw toestemming zou krijgen om met [kind 2] en [kind 3] naar Nederland te verhuizen, heeft hij verzocht om de bepaling van een omgangsregeling en de oplegging van een informatieplicht.
Bij beschikking van 12 september 2017 heeft het GEA, verkort weergegeven, de echtscheiding uitgesproken, de boedelscheiding bevolen met de benoeming van een notaris en de beslissingen op de overige verzoeken aangehouden.
Bij de thans bestreden beschikking van 16 januari 2018 heeft het GEA de verzoeken van de vrouw afgewezen. De beslissing op het verzoek van de man over de hoofdverblijfplaats van [kind 2] en [kind 3] heeft het GEA aangehouden.
2.3
Beide partijen hebben hun standpunten uitvoerig toegelicht en inzicht verschaft in belangrijke omstandigheden. Daarnaast heeft het Hof [kind 2] en [kind 3] gehoord. Gelet daarop acht het Hof zich thans in staat om de volgende overwegingen en beslissingen te geven (rov. 2.4-2.8 en dictum), zonder dat het nodig is dat daarvoor advies van een zusterorganisatie van de Voogdijraad Curaçao of van een andere deskundige instantie of persoon wordt ingewonnen (vgl. art. 810 Rv).
2.4
Het Hof zal eerst het verzoek om eenhoofdig gezag beoordelen.
2.5
Nadat de echtscheiding is uitgesproken, zijn beide partijen met [kind 2] en [kind 3] in de (voormalige) echtelijke woning blijven wonen. Beide partijen onderkennen dat dit een ongewenste situatie is. De vrouw noemt de situatie onhoudbaar. De man heeft verklaard diverse voorstellen te hebben gedaan om deze situatie te beëindigen. Ook het Hof acht voortduring van de situatie onwenselijk in verband met de spanningen die daarmee gepaard gaan. Die zijn ook niet in het belang van [kind 2] en [kind 3]. De situatie kan in beginsel worden beëindigd doordat de man elders gaat wonen of doordat de vrouw dat gaat doen of doordat beide partijen dat gaan doen en de woning wordt verkocht of verhuurd. Partijen kunnen voor elkaar niet bepalen waar zij wensen te gaan wonen. Het Hof kan aan geen van partijen een verhuizing opleggen.
2.6
In geval van voortduring van het gezamenlijk gezag blijven beide ouders betrokken bij belangrijke beslissingen over de opvoeding en verzorging van [kind 2] en [kind 3]. Daardoor kan ook de band van beide kinderen met beide ouders verder onderhouden en bevorderd worden. Beide partijen hebben verklaard dat zij tot op heden in staat zijn met elkaar te overleggen over aangelegenheden die [kind 2] en [kind 3] aangaan. [kind 2] en [kind 3] hebben bij hun verhoor geen blijk gegeven van feiten en omstandigheden die daaraan zouden doen twijfelen. Beide ouders moeten ook zonder meer geacht worden in staat te zijn al het nodige te doen om de opvoeding en verzorging van [kind 2] en [kind 3] zo goed mogelijk te laten verlopen. Van enige contra-indicatie is niet gebleken. Het is aannemelijk dat indien de gezamenlijke bewoning van de echtelijke woning wordt beëindigd, daardoor de spanningen tussen partijen zullen verminderen.
Gelet daarop acht het Hof het duidelijk in het belang van [kind 2] en [kind 3] dat het gezamenlijk gezag behouden blijft. Het verzoek om eenhoofdig gezag is dus terecht afgewezen. In zoverre dient de bestreden beschikking te worden bevestigd.
2.7
Thans zal het Hof het subsidiaire verzoek om toestemming voor verhuizing naar Nederland beoordelen.
2.8
Het is in het belang van [kind 2] en [kind 3] dat zij door beide ouders opgevoed en verzorgd blijven worden en dat hun band met beide ouders (en hun families) onderhouden en verder bevorderd blijven worden. Beide kinderen wonen al hun gehele leven in Curaçao. De familie van vaderszijde woont in Curaçao. Voor [kind 2] komt daar bij dat hij nog één schooljaar op de havo heeft te gaan, en dat het beter is als hij dat schooljaar in Curaçao kan volgen. Een Curaçaos havo-diploma geeft toegang tot de gewenste vervolgopleiding in Nederland. Overgang naar een Nederlandse school zou betekenen dat hij examen zou moeten afleggen in een extra vak. Voor de vrouw geldt dat zij een goede baan in Curaçao heeft. Er kan niet zonder meer van worden uitgegaan dat zij die behoudt als zij naar Nederland verhuist. Mogelijk moet zij in Nederland op zoek naar een andere baan, hetgeen ertoe kan leiden dat zij in Nederland opnieuw zal moeten verhuizen en de kinderen van school zullen moeten veranderen. Dat alles pleit tegen toewijzing van het verzoek.
Daar staat tegenover dat het Hof er alle vertrouwen in heeft dat [kind 2] en [kind 3], die beiden graag naar Nederland willen verhuizen, ook in Nederland zullen kunnen aarden. Hun oudere broer is hen voorgegaan en ook de familie van de vrouw woont in Nederland.
Bij afweging van alle belangen in het licht van alle omstandigheden van het geval (waarbij het belang van [kind 2] en [kind 3] een overweging van de eerste orde is) wegen de argumenten tegen toewijzing het zwaarste. Het Hof komt dus tot de conclusie dat het verzoek om toestemming voor verhuizing naar Nederland terecht is afgewezen. Ook in zoverre dient de bestreden beschikking te worden bevestigd.
Na afloop van het komende schooljaar ontstaat er een nieuwe situatie. Te verwachten valt dat [kind 2] dan in Nederland gaat studeren. Vooralsnog lijkt het in het belang van [kind 3] dat zij dan met haar moeder mee naar Nederland verhuist om daar haar middelbare school te vervolgen. Hierover valt thans echter nog niet met voldoende zekerheid te oordelen.
2.9
Over de hoofdverblijfplaats van [kind 2] en [kind 3] (en eventuele andere geschilpunten omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag) kan het Hof thans niet oordelen. Over de alimentatieverzoeken evenmin. Een en ander hangt mede af van de vraag of de hiervoor onder rov. 2.5 beschreven situatie (het wonen onder één dak) wordt voortgezet en zo nee, hoe de nieuwe situatie eruit komt te zien. Om binnen Curaçao te verhuizen heeft de vrouw noch de toestemming van het Hof, noch de toestemming van de man nodig, al verdient het de voorkeur dat een nieuwe situatie in overleg tussen partijen wordt vastgesteld. Ook kan het Hof thans niet met zekerheid zeggen of deskundige voorlichting nodig zal zijn om tot verantwoorde beoordeling van de overgebleven verzoeken te komen. Vooralsnog verwacht het Hof dat die niet nodig zal zijn.
2.1
Partijen hebben wellicht enige tijd nodig om zich op bovenstaande beslissingen in te stellen en hun plannen daaraan aan te passen, en wellicht wensen zij ook hun overgebleven verzoeken in rechte aan te passen. Het Hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor uitlating voortprocederen. Indien de partijen wensen voort te procederen, zal een datum en tijd voor de mondelinge behandeling worden bepaald. Bij die mondelinge behandeling kan ook aan de orde komen in hoeverre er nog behoefte bestaat aan deskundige voorlichting.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de bestreden beschikking, voor zover daarbij zijn afgewezen:
a. het verzoek van de vrouw om te bepalen dat het gezag over [kind 2] en [kind 3] alleen aan haar toekomt;
b. het verzoek van de vrouw om toestemming voor verhuizing naar Nederland met [kind 2] en [kind 3];
verwijst de zaak naar de rol van 4 september 2018 voor uitlating voortprocederen aan beide zijden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 29 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.