Dat beroep van Moedt en Keystone slaagt. Indien het door Gewi gestelde beding is overeengekomen, is dat kennelijk mondeling gebeurd, en is het beding in elk geval niet neergelegd in de geschriften van 8 mei 2012 en
27 augustus 2012. Die geschriften kunnen redelijkerwijs niet aldus worden uitgelegd dat het gestelde beding erin is neergelegd. Op geen enkele wijze wordt in die geschriften verband gelegd tussen de projectkorting en de betalingstermijn. Ook op de betaalstaten en begrotingen van Gewi wordt dat verband niet gelegd. De enkele vermelding van de projectkorting is daarvoor onvoldoende. Niet is gesteld of gebleken dat dit beding in enig ander geschrift is neergelegd.
Gewi heeft zestien termijnfacturen, zestien andere facturen en een creditfactuur verzonden. In geen van die facturen wordt aanspraak gemaakt op betaling van het als projectkorting genoemde bedrag wegens verval van die korting. Ook overigens is tot de conclusie van antwoord nooit aanspraak daarop gemaakt.
Gewi heeft niet gesteld tot welk bedrag de betalingsachterstand in totaal is opgelopen (geweest) of hoe lang die betalingsachterstand is blijven bestaan. Weliswaar heeft zij een aantal termijnfacturen genoemd die volgens haar te laat zijn betaald (memorie van grieven onder 15), maar zij heeft geen relatie gelegd met de andere facturen en betalingen, zodat zij geen duidelijkheid heeft verschaft over het bestaan en de ernst van een betalingsachterstand, indien alle facturen en betalingen gezamenlijk worden beschouwd. Om daar inzicht in te verkrijgen heeft het Hof het aan dit vonnis gehechte overzicht opgesteld. Daaruit volgt dat vanaf 24 september 2013 de situatie zo was dat er in totaal meer was betaald dan gefactureerd.
Bij e-mailberichten van 20 februari 2014 en 27 maart 2014 heeft Moedt bericht dat Gewi te veel had ontvangen en om een reactie verzocht (productie 4a en 4c bij inleidend verzoekschrift).
Bij e-mailbericht van 26 maart 2014 heeft Gewi onder meer bericht:
Dit bericht houdt niet (voldoende duidelijk) de stelling in dat afgesproken was dat de projectkorting zou vervallen indien de termijnfacturen niet steeds binnen veertien dagen na factuurdatum zouden plaatsvinden. Evenmin houdt dit bericht (voldoende duidelijk) de stelling in dat de projectkorting inmiddels is vervallen. In verschillende opzichten is dit bericht dus onvoldoende duidelijk om te kunnen gelden als een beroep op het gestelde beding. Overigens vermeldt het e-mailbericht ook dat Gewi computerproblemen heeft met de provider en dat haar administratie/boekhouding op dat moment niet operationeel is.
Niet is gesteld of gebleken dat het beding in enig ander e-mailbericht is neergelegd of dat er in enig ander e-mailbericht een beroep op is gedaan.
Bij e-mailbericht van 17 april 2014 heeft Gewi bericht dat het te veel ontvangen bedrag zal worden terugbetaald of teruggeboekt, zonder dat Gewi daarin melding heeft gemaakt van een (mogelijk) verval van de projectkorting (productie 5c bij inleidend verzoekschrift).
Van enige aanmaning zijdens Gewi betreffende niet tijdig betaalde facturen, is niet gebleken, althans Gewi heeft er geen voldoende duidelijk beroep op gedaan.
Gewi heeft weliswaar gesteld dat de betalingsachterstanden (die er in perioden vóór september 2013 zijn geweest) ertoe hebben geleid dat haar bedrijfsvoering ernstig verstoord is geraakt, maar niet gespecificeerd gesteld wanneer zij daar ooit over heeft geklaagd (anders dan in het reeds besproken e-mailbericht van 26 maart 2014). Zij heeft niet toegelicht waarom zij voorafgaande aan de conclusie van antwoord nooit aanspraak heeft gemaakt op betaling alsnog van het kortingsbedrag. Zij heeft weliswaar gesteld dat zij voornemens was dit aan het einde van de rit, bij oplevering, aan de orde te stellen, maar geen reden genoemd voor dat voornemen. Een dergelijk voornemen past niet goed bij een situatie waarin men hinder ondervindt van een betalingsachterstand. Daarom kan niet worden aangenomen dat Gewi een goede reden voor dat voornemen had, waarvoor het belang van Moedt en Keystone bij tijdige kennisname van de aanspraak van Gewi zou moeten wijken.
Er is sprake van een zakelijke overeenkomst tussen professionele partijen, die (voor het overige) op schrift is gesteld.
Uit de gang van zaken, zoals hiervoor omschreven, mochten Moedt en Keystone redelijkerwijs afleiden dat Gewi hen niet zouden houden aan de door Gewi gestelde mondelinge afspraak over verval van de korting.
Gelet op alle omstandigheden van het geval, in samenhang beschouwd, acht het Hof het beroep op het gestelde beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Daarom kan in het midden blijven of het beding is overeengekomen en wordt het aanbod gepasseerd om door middel van getuigen te bewijzen dat het is overeengekomen.