ECLI:NL:OGHACMB:2017:88

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
HLAR 80987/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning en belanghebbendheid van rechtspersonen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin het beroep van de Stichting Particulier Fonds Triton niet-ontvankelijk werd verklaard en het beroep van een andere appellant gegrond werd verklaard. De zaak betreft de verlening van een bouwvergunning door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Infrastructuur voor de bouw van 10 appartementen op een perceel in Pointe Blanche. De stichting, eigenaar van nabijgelegen appartementsrechten, stelt dat haar belangen zijn geschaad door de bouwvergunning en dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de stichting geen eigen belang heeft aangetoond, wat door de appellanten wordt betwist.

De appellanten voeren aan dat het Gerecht ten onrechte heeft overwogen dat de stichting geen belanghebbende is en dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij van zijn beleid is afgeweken. Het Hof oordeelt dat het Gerecht een onjuist toetsingskader heeft toegepast en dat de stichting wel degelijk als belanghebbende kan worden aangemerkt. Het Hof vernietigt de uitspraak van het Gerecht voor zover deze het beroep van de stichting niet-ontvankelijk verklaarde en de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking in stand liet. Het Hof verklaart het beroep van de stichting alsnog gegrond en verplicht de minister om binnen zes weken een nieuwe beschikking te nemen.

De uitspraak benadrukt het belang van het motiveren van afwijkingen van beleid door bestuursorganen en bevestigt dat rechtspersonen als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, zelfs als zij niet direct in hun belangen zijn getroffen, mits zij een voldoende verband kunnen aantonen met de bestreden beschikking.

Uitspraak

HLAR 80987/16
Datum uitspraak: 8 mei 2017
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de Stichting Particulier Fonds Triton (hierna: de stichting), gevestigd in Sint Maarten,
2. […], wonend in Sint Maarten, en
3. […], […] en […], erfgenamen van [...], wonend in Sint Maarten onderscheidenlijk Amsterdam,
(hierna de genoemden onder 2 en 3 gezamenlijk in enkelvoud aangeduid: [appellant 2])
appellanten,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 26 september 2016 in zaak nr. 2016/33, in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Infrastructuur.
Procesverloop
Bij beschikking van 22 maart 2016 heeft de minister aan […] (hierna: [vergunninghouder]) een bouwvergunning verleend voor de bouw van 10 appartementen op het perceel kadastraal bekend onder meetbrief nummer 187 van 2013 in de wijk Monte Vista te Pointe Blanche (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 26 september 2016 heeft het Gerecht het door de stichting daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk en het beroep van [appellant 2] gegrond verklaard, de beschikking van 22 maart 2016 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking in stand blijven.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[Vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2017, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. P.P. Soons, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door mrs. R.F. Gibson jr. en V.L. van der Vliet, beiden advocaat, zijn verschenen. Tevens is [vergunninghouder], bijgestaan door mr. C.R. Rutte, advocaat, ter zitting verschenen.
Overwegingen
Voor de tekst van de relevante wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
Het Gerecht heeft het beroep van de stichting niet-ontvankelijk verklaard. Aan dit oordeel heeft het ten grondslag gelegd dat de stichting tot doel heeft het beheren van een bepaald vermogen en het doen van uitkeringen aan natuurlijke en rechtspersonen en hun nagelaten betrekkingen alsmede charitatieve instellingen. Uit dit doel noch op een andere wijze is gebleken dat de stichting tot doel heeft de in het geding gebrachte belangen te behartigen. Dat de stichting eigenaar is van nabij het perceel liggende woningen, is volgens het Gerecht niet voldoende om een "eigen belang" van de stichting aan te nemen.
2.1. De stichting betoogt terecht dat deze overweging berust op een onjuiste rechtsopvatting. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak wordt het belang van een rechtspersoon in de eerste plaats geacht te zijn getroffen, wanneer het eigen belang van een rechtspersoon op enigerlei wijze nadeel ondervindt van de bestreden beschikking. De stichting is eigenaar van een appartementsrecht in de nabijheid van het perceel. Reeds hierom wordt deze door verlening van de bouwvergunning rechtstreeks in haar belang getroffen. Het Gerecht heeft derhalve ten onrechte overwogen dat de stichting geen belanghebbende is en haar beroep ten onrechte niet‑ontvankelijk verklaard.
3. Voorts heeft het Gerecht overwogen dat niet in geschil is dat de minister met het verlenen van de bouwvergunning is afgeweken van zijn beleid. Uitgangspunt is dat de overheid zich aan zijn beleid houdt, tenzij dit onredelijk is. De minister heeft volgens het Gerecht niet gemotiveerd waarom het vasthouden aan het beleid niet onredelijk is. Het betoog van de minister ter zitting dat de afwijking van het beleid in dit geval is gerechtvaardigd door de belangen van het toerisme faalt, omdat dit niet objectief is onderbouwd. Het voorgaande neemt – aldus het Gerecht – niet weg dat [appellant 2] een concreet persoonlijk belang moet stellen en aannemelijk moet maken dat de verlening van de bouwvergunning jegens hem onrechtmatig is en hij daarin niet is geslaagd.
Naar het oordeel van het Gerecht heeft [appellant 2] er echter terecht op gewezen dat de minister hem schriftelijk heeft toegezegd dat een hoorzitting zou worden belegd, maar deze toezegging niet is nagekomen. Om die reden heeft het Gerecht het beroep gegrond verklaard en de beschikking van 22 maart 2016 vernietigd. Gelet op alle voorgaande overwegingen heeft het Gerecht echter aanleiding gezien de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking in stand te laten.
4. [Appellant 2] klaagt dat het Gerecht ten onrechte de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking van 22 maart 2016 in stand heeft gelaten.
4.1. [Appellant 2] betoogt in dit verband terecht dat het Gerecht ten onrechte heeft overwogen dat hij een concreet persoonlijk belang moet stellen en aannemelijk moet maken dat de verlening van de bouwvergunning jegens hem onrechtmatig is. [Appellant 2] is als eigenaar van appartementsrechten die in de nabijheid van het perceel liggen door de bouwvergunning direct in zijn belang getroffen. Niet is vereist dat hij aantoont dat de regels en beginselen waarop hij zich beroept strekken tot bescherming van zijn belangen. Het in Sint Maarten geldende bestuursrecht kent het relativiteitsvereiste niet. Het Gerecht heeft derhalve een onjuist toetsingskader toegepast en de door [appellant 2] aangevoerde beroepsgronden op onjuiste gronden verworpen.
4.2. Voorts betogen de stichting en [appellant 2] terecht dat voor het in stand laten van de rechtsgevolgen in dit geval geen plaats is, nu het Gerecht heeft overwogen en in hoger beroep niet is bestreden dat de minister met het verlenen van de bouwvergunning is afgeweken van het beleid en de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het vasthouden aan het beleid in dit geval onredelijk is. Het Gerecht heeft niet gemotiveerd dat en waarom de rechtsgevolgen van de beschikking 22 maart 2016 ondanks dit motiveringsgebrek in stand kunnen worden gelaten. Daarbij neemt het Hof voorts in aanmerking dat het Gerecht de bouwvergunning heeft vernietigd omdat de stichting en [appellant 2] door de minister ten onrechte niet zijn uitgenodigd voor een hoorzitting. Dat de beroepsgronden door het Gerecht zijn verworpen brengt op zichzelf niet met zich dat dit zorgvuldigheidsgebrek is hersteld.
5. Het hoger beroep is gegrond. Hetgeen voor het overige in het hogerberoepschrift is aangevoerd behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover het Gerecht daarbij het beroep van de stichting niet‑ontvankelijk heeft verklaard en de rechtsgevolgen van de beschikking van 22 maart 2016 in stand heeft gelaten. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het beroep van de stichting alsnog gegrond verklaren en bepalen dat de minister binnen zes weken na de datum van deze uitspraak een nieuwe beschikking neemt.
6. De minister dient op na te melden wijze in de proceskoten te worden veroordeeld.
7.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 26 september 2016 in zaak nr. 2016/33, voor zover daarbij het beroep van de Stichting Particulier Fonds Triton niet‑ontvankelijk is verklaard en de rechtsgevolgen van de door het Gerecht vernietigde beschikking van 22 maart 2016, nr. 4469, van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Infrastructuur in stand zijn gelaten;
III.
verklaarthet door de Stichting Particulier Fonds Triton tegen de onder II genoemde beschikking ingestelde beroep
gegrond;
IV.
bepaaltdat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Infrastructuur binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beschikking neemt;
V.
veroordeeltde minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Infrastructuur tot vergoeding aan de Stichting Particulier Fonds Triton [en appellant 2] van de bij deze in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van NAf 1.400,00 (zegge: duizend vierhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.
gelastdat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Infrastructuur aan de Stichting Particulier Fonds Triton [en appellant 2] het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NAf 350,00 (zegge: driehonderd vijftig gulden) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. H.G. Lubberdink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2017
Verzonden: 8 mei 2017
BIJLAGE

Landsverordening administratieve rechtspraak

Artikel 7
1. Natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, kunnen daartegen beroep instellen bij het Gerecht. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. Ten aanzien van rechtspersonen worden mede als hun belangen beschouwd de belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden behartigen.
Artikel 50
3. Indien het Gerecht het beroep gegrond verklaart, vernietigt het de beschikking geheel of gedeeltelijk. Vernietiging van de beschikking of een deel daarvan brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van die beschikking of het vernietigde deel daarvan mee. Het Gerecht kan bepalen dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking of het vernietigde deel daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven.

Landsverordening, houdende voorschriften betreffende

het bouwen en de volkshuisvesting

Artikel 7
1. Het is verboden een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen:
a. zonder inachtneming van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze verordening;
b. zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of §5 van deze verordening van toepassing is;
c. in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, behoudens nadere goedkeuring.