ECLI:NL:OGHACMB:2017:80

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
HLAR 79714/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap NETstar N.V. (hierna: de vennootschap) een verzoek ingediend om proceskostenveroordeling op grond van artikel 50, tiende lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) na intrekking van het hoger beroep door de minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie. De minister had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, maar trok dit beroep in. De vennootschap verzocht het Hof om de minister te veroordelen in de proceskosten die zij had gemaakt.

De zitting vond plaats op 27 maart 2017, waar beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. Het Hof overwoog dat op basis van artikel 50, tiende lid, van de Lar, in samenhang met artikel 77, eerste lid, het betrokken overheidslichaam op verzoek van de partij kan worden veroordeeld in de kosten, maar alleen als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de betreffende partij is tegemoetgekomen. Het Hof concludeerde dat de vennootschap geen recht had op vergoeding van de kosten, omdat de bepaling geen grondslag biedt voor toewijzing van het verzoek.

Daarnaast werd het betoog van de vennootschap dat artikel 50, tiende lid, van de Lar in strijd is met artikel 6, eerste lid, van het EVRM, verworpen. Het Hof verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd gesteld dat de burgerlijke rechter onder bepaalde omstandigheden aanvullende rechtsbescherming kan bieden met betrekking tot proceskostenvergoeding. Het verzoek van de vennootschap werd uiteindelijk afgewezen, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 8 mei 2017.

Uitspraak

HLAR 79714/16
Datum uitspraak: 8 mei 2017
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het verzoek van:
de naamloze vennootschap NETstar N.V. (hierna: de vennootschap),
verzoekster,
om proceskostenveroordeling op de voet van artikel 50, tiende lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) in geval van intrekking van het hoger beroep.

Procesverloop

De minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 4 april 2016 van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten in zaak nr. LAR 109 van 2015.
De minister heeft het hoger beroep ingetrokken.
De vennootschap heeft het Hof verzocht te minister te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2017, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. B.B. Brooks, advocaat, en de vennootschap, vertegenwoordigd door mr. P.P. Soons, advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen
Ingevolge artikel 50, tiende lid, van de Lar, voor zover thans van belang, gelezen in samenhang met artikel 77, eerste lid, van die landsverordening, kan, in geval van intrekking van het hoger beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de betreffende partij is tegemoet gekomen, het betrokken overheidslichaam op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, bedoeld in het negende lid, worden veroordeeld.
Een veroordeling van de kosten op grond van deze bepaling kan alleen betrekking hebben op de kosten die de indiener van het hogerberoepschrift heeft gemaakt. Voor toewijzing van het verzoek van de vennootschap biedt deze bepaling geen grondslag.
Het betoog van de vennootschap dat artikel 50, tiende lid, van de Lar in strijd is met artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), faalt. De Hoge Raad (arrest van 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1456) heeft niet uitgesloten dat de burgerlijke rechter ter zake van de proceskostenvergoeding onder omstandigheden aanvullende rechtsbescherming biedt. Die rechtsgang voldoet aan de eisen die artikel 6, eerste lid, van het EVRM daaraan stelt.
Het verzoek moet worden afgewezen.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. H.G. Lubberdink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2017
Verzonden: 8 mei 2017