Uitspraak
Procesverloop
Voorts blijkt uit de feiten en omstandigheden alsmede de ingebrachte producties duidelijk dat de arbeidsmarkttoets is toegepast voor de functie. Dit volgt onmiskenbaar uit de vacatureaanmelding, die is overlegd als productie 7 bij het verweerschrift. Ook uit de tekst van het memo kan worden afgeleid dat de medewerkster van de Directie Samenleving en Zorg (hierna: de DSZ) kennelijk een onjuiste term heeft gebruikt in relatie tot de functie. De medewerkster verwijst meerdere malen uitdrukkelijk naar het vacatureaanmeldingsformulier, waarin de juiste vacatureomschrijving staatvermeld, en gebruikt in het memo in relatie tot de functie ook de term schoonmaakster. Hieruit blijkt voldoende duidelijk dat de medewerkster van de DSZ met de term medewerkster huishoudelijke dienst geen andere inhoud aan de functie heeft willen geven dan EMCLIR heeft bedoeld.
De minister heeft aan de beschikking van 10 februari2016 het memo ten grondslag gelegd. Het Gerecht heeft terecht overwogen dat uit het memo niet blijkt dat en waarom de kandidaat voldoet aan de in de vacature aanmelding opgenomen vereisten, waaronder kennis van superviseren en derhalve geschikt is voor de functie. Hetgeen de minister in het hogerberoepschrift aanvoert biedt geen enkele grond voor het oordeel dat het Gerecht ten onrechte tot deze overweging is gekomen. Nu het Gerecht terecht heeft overwogen dat de beschikking van 10 februari 2016 een deugdelijke motivering mist en hij die beschikking reeds hierom terecht heeft vernietigd, behoeft hetgeen de minister voor het overige tegen de aangevallen uitspraak heeft aangevoerd geen bespreking meer.
Het betoog faalt.
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak;
veroordeeltde minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van de bij EMCLIR Cleaning Services B.V. voor de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van USD $782,00 (zegge: zevenhonderd tweeëntachtig dollar) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.