ECLI:NL:OGHACMB:2017:76

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
HLAR 78349/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de afwijzing van een verzoek tot overschrijving van een taxivergunning door het Bestuurscollege van Bonaire

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, die op 4 februari 2016 het beroep tegen de beschikking van het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire ongegrond verklaarde. De beschikking, gedateerd 20 oktober 2014, weigerde het verzoek van appellant om de vergunning van Taxi 33 over te schrijven na het overlijden van de vergunninghouder, zijn zwager. Appellant, die sinds januari 2012 als chauffeur voor Taxi 33 werkte, stelde dat het Bestuurscollege niet had gemotiveerd waarom zijn situatie geen zeer bijzonder geval was, zoals bedoeld in artikel 39bis van de Eilandsverordening huurautodiensten Bonaire. Het Hof oordeelde dat het Gerecht had verzuimd om de door appellant aangevoerde omstandigheden voldoende te overwegen en dat het Bestuurscollege niet had aangetoond dat er geen aanleiding was om advies in te winnen bij de Commissie en de Eilandsraad. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat het Bestuurscollege een nieuwe beschikking moest nemen op het verzoek van appellant.

Uitspraak

HLAR 78349/16
Datum uitspraak: 24 mei 2017
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[…],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 4 februari 2016 in zaak nr. War BES 2015/8, in het geding tussen:
appellant,
en
1. de Eilandsraad van het Openbaar Lichaam Bonaire, en
2. het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire.

Procesverloop

Bij beschikking van 20 oktober 2014 heeft het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire (hierna: het Bestuurscollege) een verzoek van appellant van 1 augustus 2014 om overschrijving van de vergunning van Taxi 33 afgewezen.
Bij uitspraak van 4 februari 2016 heeft het Gerecht, voor zover thans van belang, het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Het Bestuurscollege heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2016, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Bijkerk, advocaat, en het Bestuurscollege, vertegenwoordigd door mrs. A. Haltman en B. Nijland, werkzaam bij het Bestuurscollege, zijn verschenen.

Overwegingen

Voor de tekst van de relevante wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.
Appellant staat sinds januari 2012 de vergunninghouder van Taxi 33 bij als chauffeur. Op 5 maart 2014 heeft hij een verzoek om verlening van een taxivergunning ingediend en is hij op de lijst (hierna: de wachtlijst), bedoeld in artikel 21 van de Eilandsverordening huurautodiensten Bonaire (hierna: de verordening) geplaatst. Op 19 juli 2014 is de vergunninghouder, zwager van appellant, overleden. Appellant heeft het Bestuurscollege naar aanleiding hiervan bij brief van 1 augustus 2014 verzocht hem de vergunning voor Taxi 33 te verlenen. Het Bestuurscollege heeft dit verzoek afgewezen, omdat artikel 20, eerste lid van de verordening er niet in voorziet dat ingeval van overlijden van de vergunninghouder deze op naam van anderen dan de in dat artikellid genoemde personen wordt overgeschreven.
In beroep heeft appellant betoogd dat hij ten tijde van indiening van zijn verzoek van 1 augustus 2014 op de wachtlijst stond voor een taxivergunning en dat het Bestuurscollege zijn geval als zeer bijzonder had moet aanmerken, zodat het, de Commissie inzake huurautodiensten (hierna: de Commissie) gehoord, in afwijking van artikel 22 van de verordening de Eilandsraad op grond van artikel 39bis, eerste lid, van de verordening had moeten voorstellen de vergunning op zijn naam over te schrijven. Het Gerecht heeft daarop overwogen dat de gebleken omstandigheden van dit geval niet zodanig zijn dat het Bestuurscollege niet redelijkerwijs kon afzien van het doen van een voorstel daartoe. Daarbij heeft het overwogen dat de door appellant voren gebrachte omstandigheid dat hij bijna drie jaar als vervanger fungeerde bij de exploitatie van de taxivergunning en daar financieel van afhankelijk was, daartoe onvoldoende grond vormt. De wetgever heeft in artikel 24, eerste lid, van de verordening de mogelijkheid geschapen dat de vergunninghouder zich door een chauffeur laat bijstaan maar die aldus toegelaten vervanger niet binnen het toepassingsbereik van artikel 20 gebracht. Daaruit moet worden afgeleid dat hij die kennelijk in beginsel buiten de mogelijkheid van overschrijving heeft willen houden. Dat is ook niet onbegrijpelijk, omdat de voorrangspositie van degenen die al langer op de wachtlijst staan, simpel zou kunnen worden doorkruist via de vergunninghouder, via wie immers in beginsel op elk moment de positie van vervanger kan worden verworven. Het Gerecht heeft daarbij voorts overwogen dat, gelet op voorgaande er ook geen aanleiding voor het Bestuurscollege bestond om advies in te winnen van de Commissie, zodat hetgeen appellant daarover naar voren heeft gebracht, buiten beschouwing kan worden gelaten.
4. Appellant betoogt terecht dat het Gerecht door aldus te overwegen er aan is voorbijgegaan dat het Bestuurscollege in de beschikking van 20 oktober 2014 niet heeft gemotiveerd dat en waarom het geval van appellant geen zeer bijzonder geval is, bedoeld in artikel 39bis, eerste lid, van de verordening en er derhalve geen aanleiding bestaat om advies in te winnen bij de Commissie en de Eilandsraad. Nu appellant ten tijde van het overlijden van zijn zwager op de wachtlijst stond voor een taxivergunning, had het Bestuurscollege naar aanleiding van zijn verzoek om overschrijving van diens taxivergunning tevens moeten beoordelen of de gestelde maar nog niet vaststaande aangevoerde omstandigheden, dat hij sinds januari 2012 vervanger van de vergunninghouder van Taxi 33 is, de broer en zus van wijlen de vergunninghouder bij brief van 6 oktober 2014 hebben verklaard dat appellant gedurende het ziekbed van de vergunninghouder met gebruikmaking van de taxivergunning ook in het levensonderhoud van de vergunninghouder heeft voorzien en het diens wens was dat aan appellant de vergunning voor het exploiteren van Taxi 33 wordt verleend en dat appellant van de inkomsten uit taxivervoer afhankelijk is, grond zouden kunnen opleveren af te wijken van de in de wachtlijst neergelegde chronologische volgorde. In de beschikking is niet gemotiveerd dat en waarom de door appellant aangevoerde omstandigheden geen grond opleveren dat te doen en geen grond opleveren het advies daaromtrent in te winnen van de Commissie.
Het betoog slaagt.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover daarbij het beroep tegen de beschikking van 20 oktober 2014 ongegrond is verklaard. Doende wat het Gerecht zou behoren te doen zal het Hof dat beroep alsnog gegrond verklaren en de beschikking van 20 oktober 2014 vernietigen, omdat deze beschikking ondeugdelijk is gemotiveerd. Het Bestuurscollege dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beschikking op het verzoek van 1 augustus 2014 te nemen.
6. Het Bestuurscollege dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 4 februari 2016 in zaak nr. War BES 2015/8, voor zover daarbij het beroep tegen de beschikking van het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire van 20 oktober 2014, kenmerk 2014012290 ongegrond is verklaard;
III.
verklaarthet tegen de beschikking van het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire 20 oktober 2014, kenmerk 2014012290 ingestelde beroep
gegrond;
IV.
vernietigtde onder III genoemde beschikking;
V.
bepaaltdat het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire binnen zes weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuwe beschikking op het verzoek van [appellant] van 1 augustus 2014 neemt;
VI.
veroordeelthet Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire tot vergoeding van de bij [appellant] voor de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van USD 1.564,00 (zegge: duizend vijfhonderd vierenzestig dollar) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII.
gelastdat het Bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire het door [appellant] voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht van USD 252,00 (zegge: tweehonderd tweeënvijftig dollar) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. van der Poel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. H.G. Lubberdink, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Wever, griffier.
w.g. Van der Poel
voorzitter
w.g. Wever
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2017
Verzonden: 24 mei 2017

BIJLAGE

Eilandsverordening huurautodiensten Bonaire
HOOFDSTUK II. Vergunningen en de bevoegdheid tot het verlenen daarvan.
Artikel 1
In deze eilandsverordening wordt verstaan onder:
g. Vergunninghouder:
degene aan wie ingevolge deze eilandsverordening een vergunning tot het onderhouden van een huurautodienst is verleend of diens vervanger;
h. Commissie:
de voor het eilandgebied Bonaire door het Bestuurscollege te benoemen Commissie inzake huurautodiensten.
Artikel 2
Het is verboden een huurautodienst te onderhouden dan wel een huurauto voor personenvervoer aan te wenden of te doen aanwenden anders dan krachtens een vergunning en overeenkomstig de bepalingen dezer Eilandsverordening.
Artikel 3
Een vergunning wordt voor ten hoogste vijf jaren verleend aan in Bonaire gevestigde natuurlijke personen.
Artikel 4
1. De vergunning luidt ten name van de houder.
Artikel 5
De bevoegdheid tot het verlenen van een vergunning, als bedoeld in artikel 2, berust bij het Bestuurscollege.
HOOFDSTUK III. Weigering, intrekking en beroep.
Artikel 6
De vergunning wordt geweigerd:
1. Indien naar het oordeel van het Bestuurscollege voldoende in de behoefte aan huurauto's is voorzien.
HOOFDSTUK VI. Algemene bepalingen.
Artikel 20
1. De vergunning vervalt van rechtswege een maand na de datum van overlijden van de vergunninghouder. Gedurende deze maand kan de huurautodienst zonder nadere vergunning worden voortgezet:
a. door zijn weduwe;
b. indien er geen weduwe is, dan wel, indien deze niet binnen twee weken na het overlijden van haar bevoegdheid gebruikt maakt, door een of meer van zijn wettige of gewettigde kinderen en/of hun wettelijke vertegenwoordiger(s);
c. indien er ook geen wettige of gewettigde kinderen zijn, dan wel indien ook deze niet binnen twee weken na het overlijden van hun bevoegdheid gebruik maken, door een of meer van zijn natuurlijke erkende minderjarige kinderen en/of hun wettelijke vertegenwoordiger(s), mits deze binnen twee weken na het overlijden van hun bevoegdheid gebruik maken.
2. In de gevallen bedoeld onder a, b of c van het eerste lid, wordt de vergunning, nadat de wens daartoe te kennen is gegeven, binnen een maand overgeschreven ten name van de belanghebbende(n).
Artikel 21
1. De namen van hen, op wier verzoek om een vergunning afwijzend moest worden beschikt, uitsluitend op grond van het feit dat voldoende in de vervoersbehoefte is voorzien, worden op een daartoe bestemde lijst gebracht in de volgorde van de datum van indiening van het verzoekschrift. Bij indiening van twee verzoekschriften op dezelfde datum beslist het Bestuurscollege welk verzoekschrift eerst op de lijst wordt geplaatst.
Artikel 22
Het Bestuurscollege is bevoegd, na advies van de Commissie te hebben ingewonnen op verzoek van de vergunninghouder de vergunning over te schrijven op naam van hem, die ingevolge de chronologische volgorde als nummer een op de in artikel 21 bedoelde lijst voorkomt .
Artikel 24
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3 is het de vergunninghouder toegestaan zich bij de exploitatie van zijn dienst door een chauffeur te doen bijstaan.
2. Alvorens een vergunninghouder, als in het voorgaande lid bedoeld, van de diensten van een chauffeur gebruikt maakt, is hij verplicht zich te overtuigen dat die chauffeur in het bezit is van een rijvergunning als bedoeld in artikel 25 en een geldig rijbewijs.
HOOFDSTUK VII Rijvergunning.
Artikel 25
1. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen moet de bestuurder van een huurauto in het bezit zijn van een geldige te zijnen name gestelde schriftelijke rijvergunning, afgegeven door of namens het Plaatselijk Hoofd van Politie.
2. De geldigheidsduur der rijvergunning bedraagt ten hoogste twee achtereenvolgende jaren.
HOOFDSTUK XI. Overgangsbepalingen.
Artikel 39bis
1. In zeer bijzondere gevallen kan door de Eilandsraad, op voorstel van het Bestuurscollege na ingewonnen advies van de Commissie, in afwijking van het bepaalde in artikel 22 een vergunning worden verleend.
2. Indien de Eilandsraad krachtens deze bepaling een vergunning verleent, geldt deze voor een door het Bestuurscollege verleende vergunning.