Uitspraak
[GEÏNTIMEERDE 1],
[GEÏNTIMEERDE 2],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 27 januari 2016 is uitgesproken. Het hoger beroep is ingediend op 7 maart 2016. [Appellant] heeft zes grieven aangevoerd tegen het vonnis en verzoekt het Hof om het vonnis te vernietigen en zijn vorderingen alsnog toe te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten. [Geïntimeerde 1] heeft de grieven bestreden en verzoekt het Hof om het vonnis te bevestigen.
De procedure heeft zich verder ontwikkeld met pleitnota's en een akte van wijziging van eis door [appellant]. De zaak betreft een geldlening van US$ 250.000,00 die op 6 juli 2012 is verstrekt, met een looptijd van negen maanden en een rente van 5% per jaar. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de vordering van [appellant] slechts gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van US$ 24.500,00. [Appellant] heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd en vordert nu een bedrag van € 311.457,00, met incassokosten en wettelijke rente.
Het Hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [appellant] en heeft vragen gesteld over de woonplaats van [geïntimeerde 2], die niet is verschenen. Het Hof houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol van 26 september 2017 voor gelijktijdige akte aan beide zijden. De uitspraak is gedaan door de rechters E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en S.A. Carmelia op 29 augustus 2017.