Uitspraak
[GEÏNTIMEERDE 1],
[GEÏNTIMEERDE 2],
[GEÏNTIMEERDE 3],
[GEÏNTIMEERDE 4],
[GEÏNTIMEERDE 5],
[GEÏNTIMEERDE 6],
[GEÏNTIMEERDE 7],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, betreft het een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant, oorspronkelijk gedaagde, tegen de geïntimeerden, oorspronkelijk eisers. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van 18 oktober 2016, waarin het Hof de zaak naar de rol verwees. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.A. Saade, heeft gereageerd op een akte van de geïntimeerden, die een vermeerdering van eis hebben ingediend. Het Hof heeft in deze uitspraak de procedure verder beoordeeld en geconcludeerd dat er in deze fase van het hoger beroep geen nieuwe eis kan worden ingediend door de geïntimeerden. Het Hof heeft de bewijsopdrachten verstrekt met betrekking tot de verbintenissen die in het geding zijn. De geïntimeerden hebben niet kunnen aantonen dat hun stellingen voorshands bewezen zijn, en het Hof heeft in deze fase geen bewijswaardering gegeven. De uitspraak bevat ook bepalingen over de bewijslevering en de mogelijkheid voor de geïntimeerden om getuigen te horen op een later moment. Het vonnis is uitgesproken op 25 juli 2017 in Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.