Uitspraak
de Sociale Verzekeringsbank.Procesverloop
Over de pijnklachten aan het rechteroog bij blootstelling aan fel licht heeft het Gerecht overwogen dat de verzekeringsarts, na consultatie van de behandelend oogarts, heeft vastgesteld dat dit op de werkplek ondervangen zou kunnen worden door het gebruik van zonwerende hulpmiddelen voor dat oog. Er is geen reden om aan die vaststelling te twijfelen, aldus het Gerecht.
De SVB heeft volgens het Gerecht op grond van de nader ingewonnen informatie terecht het standpunt ingenomen dat het vereiste causale verband tussen de achteruitgang van het linkeroog en het bedrijfsongeval niet is vast te stellen. Daarbij is doorslaggevend dat geen van de bij de behandeling betrokken oogartsen hier te lande een trauma aan het linkeroog heeft vastgesteld en dat er pas betekenende achteruitgang van de visus aan dat oog is vastgesteld nadat appellant in maart 2011 een laserbehandeling in Colombia heeft ondergaan, waarvoor hier te lande op dat moment geen indicatie bekend was, noch achteraf bekend is geworden. Voor de stelling van appellant dat de belasting van zijn linkeroog hoofdpijn veroorzaakt is geen medische grondslag gegeven. Die mogelijke hoofdpijnklachten zijn dan ook terecht niet toegeschreven aan het bedrijfsongeval, aldus het Gerecht.
Ten slotte geeft de vaststelling van de verzekeringsarts dat het werk van de zandstralers/verfspuiters buiten de tanks werd verricht in een liftbak waarin de betrokkenen gezekerd stonden en die van boven naar beneden bewoog, voldoende inzicht in de feitelijke grondslag voor de aanname dat appellant, met zijn aan het bedrijfsongeval toe te schrijven gebrekkige gezichtsvermogen, het buitenwerk moet kunnen uitvoeren. De SVB heeft volgens het Gerecht in dit verband terecht opgemerkt dat het gegeven dat bij appellant de compensatiemechanismen die normalerwijze na verloop van maanden optreden bij het zien met één oog zich niet voordeden, is toe te schrijven aan de opgetreden gebreken aan het linkeroog.
Beslissing