Uitspraak
[appellante sub 3],
MINISTER VAN FINANCIËN, COMMUNICATIE,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, zijn de appellanten IP Globalcom N.V. (IPG) en Sovereign Development Company N.V. (SDC) in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) dat op 3 februari 2016 was uitgesproken. De zaak betreft een geschil over de weigering van de overheid om een concessie te verlenen aan IPG voor het aanbieden van internationale communicatiediensten, inclusief het bezit van onderzeese glasvezelkabels. De appellanten hebben negen grieven ingediend tegen het vonnis van het GEA, waarin zij betogen dat het Hof het vonnis moet vernietigen en hun vorderingen moet toewijzen, met veroordeling van het Land Aruba en de Minister in de proceskosten.
De procedure begon met een akte van appel op 10 maart 2016, gevolgd door een memorie van grieven op 20 april 2016. De Minister van Financiën en Communicatie is niet verschenen in hoger beroep. Het Land heeft de grieven bestreden en verzocht om bevestiging van het bestreden vonnis. Het Hof heeft de feiten vastgesteld en beoordeeld dat de grieven van de appellanten onvoldoende specifiek zijn en faalden. Het Hof heeft vastgesteld dat de weigering van de concessie formele rechtskracht heeft verkregen, waardoor de burgerlijke rechter niet kan oordelen over de onrechtmatigheid van het handelen van het Land.
Uiteindelijk heeft het Hof het vonnis van het GEA bevestigd en de appellanten veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit vonnis is uitgesproken op 14 februari 2017 door de rechters J. de Boer, G.C.C. Lewin en S.A. Carmelia, en is van belang voor de interpretatie van onrechtmatige overheidsdaad en de formele rechtskracht in bestuursrechtelijke geschillen.