In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, die hun aanvragen om toekenning van een weduwen- en wezenpensioen op grond van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (AWw) had afgewezen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had eerder de aanvragen afgewezen en het bezwaar van appellanten ongegrond verklaard. Het Gerecht had op 17 december 2015 het beroep van appellanten tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. Appellanten stelden dat de overledene, echtgenoot van appellante 1 en vader van appellanten 2, verzekerd was op het moment van zijn overlijden op 10 april 1998, maar het Hof oordeelde dat appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd om aan te tonen dat de overledene op dat moment ingezetene van Curaçao was. Het Hof benadrukte dat het aan appellanten was om de benodigde gegevens en bescheiden te verschaffen. De overgelegde verklaringen van getuigen werden niet als voldoende bewijs beschouwd, omdat deze niet ondersteund werden door verifieerbare gegevens uit objectieve bron. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht, waarbij het hoger beroep ongegrond werd verklaard.