ECLI:NL:OGHACMB:2017:43

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
KG 48/17 - ghis 83010 - HAR 25/17
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake schorsing tenuitvoerlegging van een vonnis in Sint Maarten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant 1] c.s. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) van 19 mei 2017. De appellanten, oorspronkelijk gedaagden, hebben verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, dat hen bevolen had een woning in Sint Maarten te ontruimen. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 en 9 juni 2017, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun advocaten. Het Hof heeft op 9 juni 2017 mondeling uitspraak gedaan, waarbij het verzoek tot schorsing is afgewezen. Het Hof overweegt dat de belangen van partijen moeten worden afgewogen en dat de appellanten niet hebben aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing van het GEA wordt afgeweken. Het Hof concludeert dat de belangen van de geïntimeerden zwaarder wegen en dat er geen noodsituatie aan de zijde van de appellanten is. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: KG 48/17 - ghis 83010 - HAR 25/17
Uitspraak: 9 juni 2017 (mondeling); 19 juni 2017 (op schrift gesteld)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing in de zaak in kort geding van:

1.[APPELLANT 1],

2.
[APPELLANTE 2],
beiden wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellanten,
eisers tot schorsing,
gemachtigde: mr. C. Marica,
tegen

1.[GEÏNTIMEERDE 1],

2.
[GEÏNTIMEERDE 1],
beiden wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eisers,
thans geïntimeerden,
verweerders tegen de vordering tot schorsing,
gemachtigde: mr. J.G. Snow.
De partijen worden hierna [appellant 1] c.s. en [geïntimeerde 1] c.s. genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 5 juni 2017 zijn [appellant 1] c.s. in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 19 mei 2017 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
(verder: GEA).
1.2
Bij op 6 juni 2017 ingekomen verzoekschrift, met producties, hebben [appellant 1] c.s. gevorderd dat het Hof, uitvoerbaar bij voorraad, de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal schorsen, met veroordeling van [geïntimeerde 1] c.s. in de kosten.
1.3
Het verzoek is mondeling behandeld op 7 en 9 juni 2017 in Sint Maarten. Bij de mondelinge behandeling van 7 juni 2017 zijn [geïntimeerde 1] c.s. met
mr. Snow verschenen. Bij de mondelinge behandeling van 9 juni 2017 zijn [appellant 1] c.s. verschenen met mr. S.R. Bommel, die occupeerde voor
mr. Marica, en [geïntimeerde 1] c.s., met mr. Snow. Van beide zijden waren vooraf producties toegezonden. De beide advocaten hebben gepleit aan de hand van notities, waarvan zij afschriften hebben overgelegd.
1.4
Na afloop van de mondelinge behandeling en na een korte schorsing heeft het Hof op 9 juni 2017 mondeling uitspraak gedaan. Deze uitspraak is heden op schrift gesteld.
2. De beoordeling
2.1
Bij de beoordeling van een vordering op de voet van art. 272 Rv moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Hierbij is een belangrijk gezichtspunt dat het GEA de vordering toewijsbaar heeft geoordeeld, en dat moet worden voorkomen dat het aanwenden van rechtsmiddelen wordt gebezigd als middel om uitstel van executie te verkrijgen. Bij de afweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing.
Indien het GEA zijn beslissing tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft gemotiveerd, zal de veroordeelde die schorsing van de tenuitvoerlegging wenst, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen die bij de door het GEA gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van het GEA hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Indien een dergelijke motivering ontbreekt, geldt die eis niet.
2.2
In dit geval heeft het GEA, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant 1] c.s. bevolen de woning aan de [adres], Sint Maarten, te ontruimen. Onder 4.5 van het bestreden vonnis heeft het GEA gemotiveerd welke belangenafweging is gemaakt en onder 4.8 heeft het GEA overwogen dat er aanleiding is om de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Deze combinatie van overwegingen houdt een motivering van de beslissing tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad in, zodat [appellant 1] c.s. aan hun vordering op de voet van art. 272 Rv feiten en omstandigheden als bovenbedoeld (nova) ten grondslag hadden moeten leggen. Nu zij dit niet hebben gedaan, kan hun vordering niet worden toegewezen.
2.3
Volledigheidshalve overweegt het Hof dat in rov. 4.5 van het bestreden vonnis besloten ligt dat zich naar het oordeel van het GEA niet de situatie voordoet dat [geïntimeerde 1] c.s. geen in redelijkheid te respecteren belang hebben bij gebruikmaking van hun bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan, en dat geen sprake is van een noodsituatie aan de zijde van [appellant 1] c.s. Niet kan worden gezegd dat deze beoordeling van het GEA – of het vonnis van het GEA voor het overige – klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust. Voor een verdergaande toets is thans geen plaats.
2.4
Gelet op de belangen over en weer, worden de proceskosten gecompenseerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijst de vordering af;
compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, T.A.M. Tijhuis en
T.E. van der Spoel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten mondeling uitgesproken op 9 juni 2017 in tegenwoordigheid van de griffier, en op 19 juni 2017 op schrift gesteld.