Uitspraak
[APPELLANT 1],
[APPELLANTE 2],
[APPELLANT 3],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) in een aandeelhoudersgeschil. De appellanten, bestaande uit drie natuurlijke personen, zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis dat op 30 januari 2017 door het GEA is uitgesproken. In dat vonnis is geoordeeld dat de appellanten geen aandeelhouders zijn van de vennootschap Rectour en is hen verboden om in die hoedanigheid te handelen, op straffe van verbeurte van dwangsommen. De appellanten hebben op 3 februari 2017 een verzoek ingediend om de tenuitvoerlegging van dit vonnis te schorsen, terwijl de geïntimeerde, Nordic Venture Capital B.V., zich heeft verzet tegen deze schorsing.
De beoordeling van de vordering tot schorsing is gebaseerd op de belangenafweging tussen de partijen. Het Hof overweegt dat de vordering tot schorsing kan worden toegewezen indien de belangen van de veroordeelde zwaarder wegen dan die van de veroordeling. Het GEA had de vordering toewijsbaar geoordeeld, en het Hof benadrukt dat het gebruik van rechtsmiddelen niet mag dienen als middel om executie uit te stellen. Het Hof concludeert dat de door de appellanten aangevoerde argumenten onvoldoende zijn om te concluderen dat het bestreden vonnis op juridische of feitelijke misslagen berust.
Uiteindelijk oordeelt het Hof dat de belangen van beide partijen ongeveer even zwaar wegen, maar dat het feit dat het GEA de vordering toewijsbaar heeft geoordeeld, de doorslag geeft. De vordering tot schorsing wordt afgewezen, en de beslissing over de kosten wordt aangehouden tot de einduitspraak in het hoger beroep.