ECLI:NL:OGHACMB:2017:259

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
BON2017H00019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betaling van bouwmaterialen en griffierecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 25 mei 2016 is uitgesproken. [Appellant] had in eerste aanleg betaling gevorderd van een bedrag van US$ 5.329,56, maar heeft deze vordering in hoger beroep verminderd tot US$ 4.836,42. De tegenpartij, BamBam Constructions N.V., heeft in reconventie betaling gevorderd van US$ 1.787,06. Het GEA heeft de vordering van [appellant] in conventie afgewezen en de vordering van BamBam in reconventie toegewezen. Het hoger beroep van [appellant] is gericht op toewijzing van zijn vordering en afwijzing van de vordering van BamBam.

De griffier heeft vastgesteld dat [appellant] een direct geldelijk belang heeft van in totaal US$ 6.623,48, wat betekent dat het griffierecht moet worden getaxeerd op NAf 1.500,00. Er is reeds een bedrag van US$ 502,00 betaald, waardoor er nog US$ 338,00 nageheven moet worden. [Appellant] krijgt de gelegenheid om dit bedrag binnen zes weken te betalen, met een uiterste datum van 5 december 2017. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van [appellant]. Het Hof houdt verdere beslissingen aan tot dat moment.

De uitspraak is gedaan door de rechters G.C.C. Lewin, F.V.L.M. Wannyn en K.A.M. Lasten en is op 24 oktober 2017 in het openbaar uitgesproken in Curaçao.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 15/15 - ghis 81615 - H 41/17
Uitspraak: 24 oktober 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Amsterdam, Nederland,
oorspronkelijk eiser in conventie, verweerder in reconventie,
thans appellant,
gemachtigde: mr. E.Th. Wesselius,
tegen
de naamloze vennootschap
BAMBAM CONSTRUCTIONS N.V.,
gevestigd op Bonaire,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A. Bach Kolling.
De partijen worden hierna [appellant] en BamBam genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 17 juni 2016 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 25 mei 2016 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (verder: GEA).
1.2
Bij op 27 juli 2016 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [appellant] vier grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht en een conclusie geformuleerd.
1.3
Een memorie van antwoord is niet ingekomen.
1.4
Op 2 juni 2017 hebben partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
In dit geding heeft [appellant] in conventie betaling gevorderd van US$ 5.329,56 in hoofdsom. Bij conclusie van repliek is de vordering verminderd tot US$ 4.836,42 in hoofdsom. BamBam heeft in reconventie betaling gevorderd van US$ 1.787,06 in hoofdsom. Het GEA heeft de vordering in conventie afgewezen en de vordering in reconventie toegewezen. Het hoger beroep van [appellant] strekt ertoe dat zijn (verminderde) vordering alsnog wordt toegewezen en (blijkens grief IV en de toelichting daarop) ook dat de vordering van BamBam alsnog wordt afgewezen.
2.2
De griffier stelt zich op het standpunt dat de [appellant] daarom een direct geldelijk belang heeft, dat kan worden gewaardeerd op:
US$ 4.836,42 + US$ 1.787,06 = US$ 6.623,48.
Omgerekend in guldens is dat meer dan NAf 10.000,00, maar minder dan
NAf 25.000,00.
Het griffierecht moet daarom worden getaxeerd op:
2 x NAf 750,00 = NAf 1.500,00. Dat komt overeen met US$ 840,00.
Er is reeds US$ 502,00 geheven en betaald.
Er dient dus US$ 338,00 te worden nageheven.
2.3 [
appellant] zal in de gelegenheid worden gesteld binnen zes weken na heden, dus uiterlijk op 5 december 2017 het nageheven griffierecht te betalen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van [appellant]. Nu de regeling van het griffierecht niet strekt ter bescherming van enig recht of belang van de geïntimeerde, zal aan BamBam geen gelegenheid worden geboden om een antwoordakte in te dienen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 5 december 2017 voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van [appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, F.V.L.M. Wannyn en K.A.M. Lasten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 24 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.