ECLI:NL:OGHACMB:2017:257

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 januari 2017
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
P-2016/02150 H113/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in drugszaken met betrekking tot cocaïne-invoer in Aruba

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 16 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren voor het opzettelijk invoeren van cocaïne op 4 maart 2016. De procureur-generaal had gevorderd dat het Hof het vonnis zou bevestigen. Tijdens de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep zijn verschillende getuigenverklaringen en proces-verbaalstukken gepresenteerd, waaruit bleek dat de verdachte betrokken was bij het transport van meer dan 1100 kilo cocaïne in de territoriale wateren van Aruba.

De verdediging voerde aan dat het Hof niet bevoegd was om te oordelen over de zaak en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden wegens een vormverzuim. Het Hof verwierp deze verweren en oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was en dat de Arubaanse strafwet van toepassing was. Het Hof concludeerde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van het delict, waarbij de verdachte een actieve rol had gespeeld in het drugstransport. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, met enkele aanvullende overwegingen, en verklaarde dat de verdachte schuldig was aan het ten laste gelegde feit.

Uitspraak

+Strafzaken over 2017 Vonnis no.
Datum uitspraak: 16 januari 2017 BIS
Zaaknummer: H-113/16
Parketnummer: P-2016/02150
Tegenspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
STRAFVONNIS
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 11 juli 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], thans alhier gedetineerd.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 24 juni 2016, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 17 oktober 2016, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 19 december 2016 en 5 januari 2017.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. F.A.P.M van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en diens raads-man, mr. J.F.M. Zara, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens zijn de inbeslaggenomen pakketten cocaïne aan het verkeer onttrokken, omdat het feit met betrekking tot deze voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang en is het inbeslaggenomen vaartuig [naam vaartuig] verbeurd verklaard, omdat het strafbare feit met behulp daarvan is begaan.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 4 maart 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en IV, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld heeft ingevoerd, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen en/of heeft uitgevoerd al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Landsverordening verdovende middelen en/of heeft doorgevoerd en/of heeft vervoerd en/of in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad;
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, met dien verstande dat het Hof enkele aanvullende overwegingen zal geven naar aanleiding van door de verdediging in hoger beroep gevoerde verweren.
Bevoegdheid van het Hof
De verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd, zo begrijpt het Hof, dat het Hof niet bevoegd is over het feit te oordelen en dat de Arubaanse strafwet niet van toepassing is in deze zaak, omdat het feit niet gepleegd zou zijn binnen Aruba, dan wel aan boord van een Arubaans of Nederlands vaartuig. Het Hof verwerpt dit verweer. Krachtens de wettelijke bepalingen, is het Hof bevoegd om van het tenlastegelegde kennis te nemen en hierover te oordelen, nu het een feit betreft dat in de Arubaanse wetgeving strafbaar is gesteld en uit de bewijsmiddelen blijkt dat het bewezenverklaarde feit in Aruba is gepleegd.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De verdediging heeft in hoger beroep voorts aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens een vormverzuim, bestaande uit het wederrechtelijk aanhouden en vervolgen van de verdachten. Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie komt volgens vaste jurisprudentie slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking, namelijk alleen indien het vormverzuim daarin bestaat dat de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een dusdanig ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde dat daardoor doelbewust, of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Daarvan is hier naar het oordeel van het Hof geen sprake. De opsporingsambtenaren hebben vooraf toestemming gevraagd aan Honduras om het schip ter opsporing van strafbare feiten te mogen betreden en ook overigens met betrekking tot hun bevoegdheden niet in strijd met bovenstaande norm gehandeld.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat het tenlastegelegde medeplegen niet bewezen kan worden, hetgeen tot vrijspraak van de verdachte moet leiden. Het Hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van uitvoeren, vervoeren en aanwezig hebben van verdovende middelen. Voor een bewezen verklaring van “medeplegen” is vereist dat er sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere dader(s). De bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict moet voorts van voldoende gewicht zijn. De verdachte en zijn medeverdachten hebben verschillende verklaringen afgelegd, die in een later stadium zijn gewijzigd. Het Hof acht de door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba tot het bewijs gebezigde verklaringen, die kort na de aanhouding zijn afgelegd, geloofwaardig. Hiervan uitgaande acht het Hof de volgende gang van zaken komen vast te staan. In de territoriale wateren van Aruba is ruim 1100 kilo drugs in de vorm van balen aan boord van de [naam vaartuig] gebracht. Blijkens de getuigenverklaringen waren alle opvarenden op de hoogte van hetgeen aan boord gebracht en vervoerd werd en zouden zij allen hiervoor een betaling ontvangen. Uit de verklaringen blijkt voorts dat er ten tijde van de aanhouding twee groepen aan boord waren, te weten de vaste bemanningsleden en een groep van drie mannen die met twee boten samen met de verdovende middelen aan boord zijn gekomen. De verdachte behoort niet tot de groep bemanningsleden. Voor zijn aanwezigheid aan boord heeft hij geen geloofwaardige verklaring gegeven. Het Hof houdt het er dan ook voor dat de verdachte tot de tweede groep behoort en aldus rechtstreeks betrokken was bij het drugstransport. Het Hof overweegt hierbij dat hij in de verklaringen wordt aangemerkt als degene die de lading moest begeleiden.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 11 juli 2016 onder aanvulling van gronden.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, J. de Boer en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 16 januari 2017.
Mrs. Carmelia en de Boer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[naam vaartuig]