ECLI:NL:OGHACMB:2017:24

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
G 31/13 - ghis 78898 - H 151/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis na getroffen regeling in civiele zaak tussen appellante en geïntimeerde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is op 7 april 2017 een vonnis uitgesproken na een getroffen regeling tussen de partijen. De zaak betreft een hoger beroep waarbij [appellante], oorspronkelijk eiseres, en [geïntimeerde], oorspronkelijk gedaagde, betrokken zijn. De procedure begon met een vonnis van 7 oktober 2016 waarin het Hof een comparitie van partijen gelastte. Echter, op verzoek van de advocaten van beide partijen werd besloten dat deze comparitie geen doorgang zou vinden en de zaak werd verwezen naar de rol voor gelijktijdige akten.

Op 3 februari 2017 heeft [appellante] een akte ingediend, terwijl [geïntimeerde] heeft afgezien van het indienen van een akte. De partijen hebben een settlement agreement gesloten, waaruit blijkt dat [geïntimeerde] de verschuldigdheid van het gevorderde niet langer betwist. Dit leidde tot de beslissing van het Hof om de vordering van [appellante] alsnog toe te wijzen en het vonnis waarvan beroep te vernietigen.

In de beslissing heeft het Hof [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van US$ 4.000,00 aan [appellante], vermeerderd met wettelijke rente, en heeft het de kosten van beide instanties aan [geïntimeerde] opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting in Sint Maarten, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Vonnis no.:
Registratienummer: G 31/13 - ghis 78898 - H 151/16
Uitspraak: 7 april 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: E.I. Maduro,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C.H.J. Merx.
De partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Bij vonnis van 7 oktober 2016 heeft het Hof een comparitie van partijen gelast.
1.2
Op schriftelijk verzoek van de advocaten van beide partijen van
11 januari 2017 heeft het Hof bij e-mailbericht van 18 januari 2017 beslist dat de comparitie van partijen geen doorgang zal vinden en de zaak verwezen naar de rol voor gelijktijdige akten aan de zijde van beide partijen.
1.3
Op de rol van 3 februari 2017 heeft [appellante] een akte ingediend. [geïntimeerde] heeft ervan afgezien een akte in te dienen.
1.4
Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

Blijkens de aan de brief van 11 januari 2017 gehechte "settlement agreement", die (ook) bij akte van 3 februari 2017 in het geding is gebracht, hebben partijen een regeling getroffen waaruit blijkt dat [geïntimeerde] de verschuldigdheid van het gevorderde niet langer betwist en zich niet ertegen verzet dat [appellante] toewijzing van het gevorderde in rechte zal verlangen. Gelet hierop zal de vordering alsnog worden toegewezen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting het bedrag van US$ 4.000,00 aan [appellante] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data van verschuldigdheid van de huurpenningen tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellante] gevallen en begroot op NAf 100,00 aan verschotten en
NAf 800,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] gevallen en tot op heden begroot op NAf 1.190,50 aan verschotten en NAf 1.500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 7 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.