In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van het Land Curaçao tegen de besloten vennootschap Curaçao Wegenbouw Maatschappij B.V. (CWM). Het Hof heeft op 2 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van gemeenschapsgelden en de naleving van bevoegdheidsregels. De procedure volgde op een tussenvonnis van 29 november 2016, waarin het Hof een voorlopig oordeel gaf over de hoogte van de vergoeding die CWM zou ontvangen. Het Land betwistte de hoogte van deze vergoeding, terwijl CWM deze als te laag beschouwde. Het Hof oordeelde dat CWM te goeder trouw had gehandeld, maar dat zij zich bewust was van de risico's die zij nam door de facturen te laten betalen door overheids-NV's zonder een begrotingspost. Het Hof concludeerde dat de uitgave ongeoorloofd was en dat de vergoeding van NAf 750.000,= redelijk was, met wettelijke rente vanaf 27 november 2014. Het bestreden vonnis werd vernietigd en het Land werd veroordeeld tot betaling aan CWM. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.