ECLI:NL:OGHACMB:2017:238

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
100.00122/12en H 11/2016
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opdracht tot opzettelijk onjuist doen van aangiften loonbelasting en belasting op bedrijfsomzetten

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 12 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1966 en woonachtig in Sint Maarten, werd beschuldigd van het opzettelijk onjuist doen van aangiften loonbelasting en het niet tijdig doen van aangiften belasting op de bedrijfsomzetten over de jaren 2006 tot en met 2010. De totale schade door de onjuiste aangiften werd geschat op minimaal NAf 1.684.950,-- voor de loonbelasting en NAf 253.558,80 voor de belasting op de bedrijfsomzetten. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van NAf 150.000,--. De verdachte had eerder een voorwaardelijke straf opgelegd gekregen, maar het Hof oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigde. Het Hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een vermindering van de gevangenisstraf met 2 maanden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte belastingaangiften en de gevolgen van belastingontduiking.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, van 7 januari 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [een datum in het jaar] 1966 in Sint Maarten,
wonende in Sint Maarten, [adres].
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 3 december 2014 en 17 december 2014, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 13 december 2016 (in Sint Maarten) en 22 december 2016 (in Curaçao).
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadslieden, mr. C.H.J. Merx en mr. G.J. Bergman, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde het verrichten van 240 uren dienstverlening, met aftrek van voorarrest. Daarbij is voorts beslist dat bij het niet voldoen aan deze bijzondere voorwaarde, van 8 maanden van het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf de tenuitvoerlegging zal kunnen worden bevolen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring dan het Gerecht in eerste aanleg. Het vonnis waarvan beroep kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1.
[bedrijf] in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 oktober 2010 in het Nederlands Antilliaans gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of in of omstreeks de periode van 10 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 in Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) terwijl zij ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte, te weten:
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2006 en/of
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2007 en/of
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2008 en/of
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2009 en/of
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2010
(telkens) opzettelijk voornoemde aangifte(n) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/althans heeft laten doen door [A] en/of [B] en/of [C] en/of (een) medewerk(st)er(s) van [bedrijf], in elk geval (een) ander(en) dan zij, verdachte en/of haar mededader(s),
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op/in het/de naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst in Sint Maarten ingeleverde/gezonden aangifte(n), te weten het/de formulier(en) “Tax return form for payment of wage tax, contribution A.O.V./A.W.W. and contribution algemene verzekering bijzondere ziektekosten” (telkens) een te laag (belastbaar) bedrag, opgegeven en/of vermeld en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden,
terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor de Nederlandse Antillen en/of het land Sint Maarten kon ontstaan,
tot het plegen van welk(e) feit(en) hij, verdachte (in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte (in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]) feitelijk leiding heeft gegeven;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[bedrijf] in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 oktober 2010 in het Nederlands Antilliaans gedeelte van het eiland Sint Maarten en/of in of omstreeks de periode van 10 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 in Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2006 en/of
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2007 en/of
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2008 en/of
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2009 en/of
- iedere maand (telkens) een aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] over alle maanden van het jaar 2010
zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door [A] en/of [B] en/of [C] en/of (een) medewerk(st)er(s) van [bedrijf], in elk geval (een) ander(en) dan zij, verdachte en/of haar mededader(s),
hebbende zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – in/op voormeld(e) aangifte(s) en/of het/de formulier(en) “Tax return form for payment of wage tax, contribution A.O.V./A.W.W. and contribution algemene verzekering bijzondere ziektekosten” (telkens) een te laag (belastbaar) bedrag, opgegeven en/of vermeld en/of geschreven en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden en/of schrijven,
(telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en/of onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik (telkens) enig nadeel kon ontstaan,
tot het plegen van welk(e) feit(en) hij, verdachte (in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte (in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]) feitelijk leiding heeft gegeven;

2.

[bedrijf] in of omstreeks de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 in het Nederlands Antilliaans gedeelte van het eiland Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
terwijl zij ingevolge de Algemene Landsverordening Landsbelastingen verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte, te weten iedere maand (telkens) een aangifte belasting op bedrijfsomzetten (BBO) over alle maanden van het jaar 2006,
(telkens) opzettelijk voornoemde aangiften niet, althans niet binnen de door of namens de Inspecteur der Belastingen gestelde termijn, heeft gedaan,
terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat daardoor nadeel voor de Nederlandse Antillen en/of het land Sint Maarten kon ontstaan,
tot het plegen van welk(e) feit(en) hij, verdachte (in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]) opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte (in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]) feitelijk leiding heeft gegeven.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadslieden hebben bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte.
Bij de beoordeling van dat verweer stelt het hof voorop dat het in artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde rechtsgevolg van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats indien het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Daar komt bij dat de toepassing van dat rechtsgevolg is beperkt tot onherstelbare vormverzuimen en dat telkens rekening dient te worden gehouden met het karakter, het gewicht en de strekking van de norm, de ernst van de normschending, het nadeel dat daardoor werd veroorzaakt en de mate van verwijtbaarheid van de degene die de norm schond.
Het niet-ontvankelijkheidsverweer kan niet slagen. Gelet op de huidige stand van de rechtspraak mag van de verdediging worden verlangd dat aan de hand van de wettelijke beoordelingsfactoren - het karakter, het gewicht en de strekking van de norm, de ernst van de normschending, het nadeel dat daardoor werd veroorzaakt en de mate van verwijtbaarheid van de degene die de norm schond - duidelijk wordt gemotiveerd waarom een vermeend vormverzuim tot het zwaarste rechtsgevolg dient te leiden. Door de verdediging is hier op onvoldoende wijze invulling aan gegeven. Alleen daarom al kan het verweer worden gepasseerd. Niettemin zal het hof op de afzonderlijke onderdelen van het verweer ingaan.
1.In de eerste plaats is aangevoerd dat verbalisant [verbalisant 1], als bijzonder opsporingsambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst van Sint Maarten, tijdens een verhoor tegen de verdachte heeft gezegd dat de zaak fiscaalrechtelijk en niet strafrechtelijk zou worden afgehandeld. Aan de ontkenning hiervan door deze verbalisant tijdens zijn verhoor door de rechter-commissaris moet – zo begrijpt het Hof het pleidooi althans – geen geloof worden gehecht, nu hij ook ten aanzien van een waarneming ter plaatse zou hebben gelogen.
Het argument heeft het Hof niet overtuigd en wordt dan ook verworpen. Het Hof stelt voorop dat de verbalisant [verbalisant 1] desgevraagd heeft ontkend dat hij de door de verdediging bedoelde mededeling heeft gedaan. Aan die onder ede afgelegde verklaring wordt geloof gehecht. Dit betekent dat het verweer faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag. Daar komt bij dat van gerechtvaardigd vertrouwen op een mededeling over vervolging pas sprake kan zijn, indien dit vertrouwen is gewekt door uitlatingen of daarmee gelijk te stellen gedragingen van het openbaar ministerie, dan wel door uitlatingen of daarmee gelijk te stellen gedragingen die aan het openbaar ministerie moeten worden toegerekend. In dit geval is daarvan evident geen sprake.
2.De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] niet bevoegd waren tot het rechtmatig opsporen van deze feiten. Hierdoor is (ook) het bewijs dat zij hebben vergaard onrechtmatig verkregen.
Het Hof verwerpt ook dit verweer. Het Hof is met het Gerecht in eerste aanleg van oordeel dat de bevoegdheid van de verbalisanten voortvloeit uit artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering. Het Hof heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant [verbalisant 1] dat hij tot buitengewoon opsporingsambtenaar is benoemd. Uit de door de verdediging genoemde besluiten van 14 december 2011 en 14 augustus 2014 volgt dat de verbalisant [verbalisant 2] eveneens tot buitengewoon agent van politie is benoemd. Uit hetgeen door de verdediging is aangevoerd kan niet worden afgeleid dat hij buiten de grenzen van zijn bevoegdheid is getreden. Dat de verbalisant [verbalisant 2] voor zijn benoeming opsporingshandelingen heeft verricht, is gesteld noch gebleken.
3.De verdediging heeft gesteld dat stukken inzake het overleg dat is gevoerd tussen de Belastingdienst en het openbaar ministerie, door de verdediging ook wel TPO-overleg genoemd, waarin is besloten tot strafrechtelijke vervolging van de verdachte, ten onrechte niet aan het dossier zijn toegevoegd.
Het Hof is van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd welk belang zij heeft bij overlegging van deze stukken. Daarbij is van belang dat van gepubliceerde vervolgingsrichtlijnen, waarop verdachte een beroep zou kunnen doen, anders dan in Nederland, in Sint Maarten geen sprake is. Enig ander te rechtvaardigen belang bij toevoeging van deze stukken aan het procesdossier is door de verdediging niet gesteld en ook anderszins niet gebleken. Voor zover de verdediging in dit verband heeft gedoeld op de aanvang van de redelijke termijn wordt verwezen naar de behandeling van dat verweer hieronder. Dat de verdediging door het achterwege blijven van toevoeging van de bedoelde stukken aan het procesdossier in haar belangen zou zijn geschaad is dan ook niet gebleken.
4.De verdediging heeft aangevoerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in die mate is overschreden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.
Het Hof verwerpt ook dit verweer. Het is vaste rechtspraak dat overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de verdachte moet worden berecht, niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging (HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358).
5.De verdediging heeft een beroep gedaan op een door het Ministerie van Financiën van Sint Maarten genomen beleidsregel, gepubliceerd in de Landscourant 2013, nummer 11, pagina 3. Deze beleidsregel houdt kort gezegd in dat alle openstaande saldi van belastingschulden van de belastingjaren 2006 en daarvoor worden kwijtgescholden.
Het Hof is van oordeel dat uit deze beleidsregel niet kan worden afgeleid dat het recht op vervolging ter zake van de onderhavige feiten voor zover betrekking hebbende op het belastingjaar 2006, is vervallen. Het verweer wordt verworpen.
6.Tot slot heeft de verdediging gewezen op een naheffingsaanslag loonbelasting die op 29 juni 2010 aan de medeverdachte [bedrijf] is opgelegd. Het Hof begrijpt dat de verdediging met haar beroep op het una-via-beginsel eveneens de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging bepleit.
Deze naheffingsaanslag strekt ertoe dat het verschil tussen het door [bedrijf] aangegeven bedrag en het door haar aan de belastingdienst afgedragen bedrag alsnog wordt betaald. De onderhavige vervolging betreft onder meer het doen van onjuiste aangifte loonbelasting 2007 en ziet dus op een andere gedraging. Van schending van het zogenoemde una-via-beginsel kan om die reden geen sprake zijn.
Verweren inzake de tenlastelegging
Het Hof volgt de verdediging in haar betoog dat, nu in de tenlastelegging van feit 1 primair voorop is gesteld dat het gaat om de aangiften die [bedrijf] ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht was te doen, de bedoeling van de steller van de tenlastelegging kennelijk is geweest daarin alleen
dieaangiften te begrijpen. Uit het bepaalde in artikel 1 van de Algemene landsverordening landsbelastingen volgt dat die verordening alleen van toepassing is op de daar genoemde belastingen en dus niet op de premies volksverzekeringen. Het oordeel dat de tenlastelegging in die zin moet worden uitgelegd vindt steun in het feit dat de redactie van de tenlastelegging van feit 1 ook voor het overige is toegesneden op de strafbaarstelling in de Algemene landsverordening landsbelastingen (artikel 49) en niet op de strafbepalingen in de desbetreffende landsverordeningen inzake de heffing van premies volksverzekeringen.
Het betoog van de verdediging dat het tenlastegelegde niet anders kan worden begrepen dan dat ten onrechte niet één aangifte loonbelasting en/of premies volksverzekeringen is gedaan voor de hele jaren 2006, 2007, 2008, 2009 en 2010, wordt verworpen. Het verwijt betreft duidelijk de onjuiste maandelijkse aangiften.
Het Hof verwerpt ook het verweer dat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk en dus nietig zou zijn. Ook zonder dat daarin is gespecificeerd tot welk bedrag iedere aangifte onjuist was, is het voor de verdachte voldoende duidelijk geweest welk verwijt hem werd gemaakt; daarvan heeft hij ter terechtzitting blijk gegeven.
Partiële vrijspraken
Het Hof is van oordeel dat het voorhanden zijnde bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de aangiften loonbelasting over de tijdvakken juli, augustus en oktober van 2006, de tijdvakken april, juni, juli, augustus en september van 2007, de tijdvakken april, juli, augustus en november van 2009 en de tijdvakken januari, februari, september en november en december van 2010 onjuist of onvolledig zijn ingevuld.
Ten aanzien van de aangiften over de genoemde tijdvakken van 2007 stelt het Hof vast dat deze correct zijn ingevuld. Ten aanzien van de overige genoemde aangiften overweegt het Hof dat deze aangiften niet door de belastingdienst zijn overgelegd en daarom niet in het dossier zijn opgenomen, terwijl niet (althans niet voldoende duidelijk) volgt op welke wijze is vastgesteld dat het hier gaat om ingediende aangiften en bijvoorbeeld niet om aanslagen die ambtshalve zijn opgelegd. Dat laatste is van belang, nu het niet of niet binnen de gestelde termijn doen van aangifte niet is ten laste gelegd. Dit brengt met zich dat ten aanzien van deze aangiften vrijspraak zal volgen.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1.
[bedrijf] in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 oktober 2010 in het Nederlands Antilliaans gedeelte van het eiland Sint Maarten en
/ofin of omstreeks de periode van 10 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 in Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
terwijl zij ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte, te weten:
-
(een)aangifte
(n)loonbelasting ten name van [bedrijf] over maanden van het jaar 2006 en
/of
-
(een)aangifte
(n)loonbelasting ten name van [bedrijf] over maanden van het jaar 2007 en
/of
-
(een)aangifte
(n)loonbelasting ten name van [bedrijf] over maanden van het jaar 2008 en
/of
-
(een)aangifte
(n)loonbelasting ten name van [bedrijf] over maanden van het jaar 2009 en
/of
-
(een)aangifte
(n)loonbelasting ten name van [bedrijf] over maanden van het jaar 2010
,
(telkens)opzettelijk
een ofmeerdere vanvoornoemde aangifte
(n
)onjuist
en/of onvolledigheeft gedaan
en/althans heeft laten doen door [A] en/of [B] en/of [C] en/of (een) medewerk(st)er(s) van [bedrijf], in elk geval (een) ander(en) dan zij, verdachte en/of haar mededader(s),
immers heeft
/hebbenzij,
medeverdachte
[bedrijf],
en/of haar mededader(s) (telkens
)opzettelijk
op/in
het/de/dezenaar de Inspecteur der belastingen
of de Belastingdienstin Sint Maarten
ingeleverde/gezonden aangifte
(n
), te weten het/de formulier(en) “Tax return form for payment of wage tax, contribution A.O.V./A.W.W. and contribution algemene verzekering bijzondere ziektekosten” (telkens) een te laag
(belastbaar
)bedrag, opgegeven en/of vermeld
en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden,
terwijl daarvan
(telkens
)het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor de Nederlandse Antillen
en/of het land Sint Maarten kon ontstaan,
tot het plegen van welk
(e
)feit
(en
)hij, verdachte
,(in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]
)opdracht heeft gegeven
en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte (in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]) feitelijk leiding heeft gegeven;

2.

[bedrijf] in of omstreeks de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 in het Nederlands Antilliaans gedeelte van het eiland Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
terwijl zij ingevolge de Algemene
landsverordening
landsbelastingen verplicht was tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte, te weten
(een)aangifte
(n
)belasting op bedrijfsomzetten (BBO) over maanden van het jaar 2006,
(telkens)opzettelijk voornoemde aangiften niet, althans niet binnen de door of namens de Inspecteur der Belastingen gestelde termijn, heeft gedaan,
terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat daardoor nadeel voor de Nederlandse Antillen
en/of het land Sint Maartenkon ontstaan,
tot het plegen van welk
(e
)feit
(en
)hij, verdachte
,(in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]
)opdracht heeft gegeven
en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte (in zijn hoedanigheid als directeur van [bedrijf]) feitelijk leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en omissies zijn verbeterd (
cursief). Voorts is omwille van de leesbaarheid en om de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging beter tot uitdrukking te brengen in de redactie van zowel het onder 1 als onder 2 ten laste gelegde de zinsnede “iedere maand (telkens) een aangifte (…) over alle maanden van het jaar (…)” veranderd in de zinsnede “(een) aangifte(n) (…) over de maanden van het jaar (…)”. De verdachte is door deze verbeteringen niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen [1]
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.bedrijf] is op 26 oktober 2004 geregistreerd in het register van de Kamer van Koophandel en Nijverheid van Sint Maarten. De verdachte is de directeur van dit bedrijf, dat zich bezighoudt met het (doen) verrichten van bouwactiviteiten. Dit volgt uit de volgende inhoud van het uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel en Nijverheid d.d. 30 juni 2010:
“Excerpt from the registration of [bedrijf] (…)
Name: [bedrijf] (…)
Business adress: [adres 1], St. Maarten (…)
The purpose of the company is:
(…) To carry-out and have carry-out construction works (…).
Date of registration: October 26, 2004. (…)
Managing director: [achternaam verdachte, verkeerd gespeld (het Hof: [achternaam verdachte, goed gespeld), [voornamen verdachte], residing at [adres 2], St. Maarten, born on [een datum in het jaar] 1966 in Sint Maarten (…).” [2]
2.De externe boekhouder [consultancybedrijf] (hierna: [consultancybedrijf]) heeft de loonadministratie van [bedrijf] verzorgd met behulp van het loonprogramma Payroll 4. De daarvoor benodigde gegevens werden daarvoor door [bedrijf] verstrekt. [consultancybedrijf] heeft die gegevens per project verwerkt. De nettolonen en de inhoudingen werden daarom per project berekend en de salarisspecificaties zijn ook per project opgemaakt.
[consultancybedrijf] heeft de salarisspecificaties aan [bedrijf] verstrekt. De officemanager van [bedrijf] zorgde vervolgens voor de uitbetaling van de medewerkers.
[consultancybedrijf] heeft voorts, ten behoeve van de aangiften, per project “declarations of tax and premiums” en/of “payroll tax summary sheets” aan [bedrijf] verstrekt met de cijfers aan loonbelasting en premies volksverzekeringen.
De “declarations of tax and premiums” zijn afkomstig van het loonprogramma Payroll 4. De “pay roll tax summary sheets” zijn spreadsheets met de aan te geven cijfers van de diverse projecten per tijdvak.
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat over de jaren 2006 tot en met 2010, met uitzondering van de tijdvakken april 2007 en juni tot en met september 2007 de door [bedrijf] aangegeven bedragen telkens substantieel lager zijn dan door de externe boekhouder opgestelde loonadministratie. [3]
3.De aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen worden ingediend via een formulier met het opschrift “Tax return form form payment of wage tax, contribution A.O.V./A.W.W. and contribution algemene verzekering bijzondere ziektekosten” bij de “Inspectorate of Taxes” (het Hof: de Inspectie der Belastingen) te Sint Maarten. [4]
De formulieren die voor het jaar 2009 zijn ingediend, zijn ondertekend door [A] of de verdachte. Vanaf 2009 is het steeds [B] geweest die de formulieren ondertekende, soms uit naam van de verdachte en soms ook voor tijdvakken uit voorgaande jaren. [5]

4.[B] heeft ten overstaan van de politie het volgende verklaard:

“[Verbalisant]: In welke periode heeft u gewerkt voor het bedrijf [bedrijf]?
[[B]]: Ik heb gewerkt voor [bedrijf] van januari 2009 tot en met 31 oktober 2011. (…)
[Verbalisant]: Welke administratie werd intern verzorgd bij [bedrijf]?
[[B]]: (…) [voornaam verdachte] (het Hof: de verdachte [de verdachte]) ging altijd over de betaling. Hij controleerde de betaling, organiseerde wat wel en niet betaald moest worden. (…)
[Verbalisant]: Hoe was de loonadministratie geregeld?
[[B]]: De payroll werd verzorgd door [consultancybedrijf]. (…)
[Verbalisant]: Wie verzorgde de verzamelloonstaten?
[[B]]: Die werden eenmaal per jaar verzorgd door [consultancybedrijf]. (…)
[Verbalisant] Wie bracht de verzamelloonstaten naar de Belastingdienst?
[[B]]: (…) Alle correspondentie met de Belastingdienst ging direct door naar [consultancybedrijf]. Ik maakte de post open, liet het zien aan [de verdachte] en die vertelde mij dan dat het naar [consultancybedrijf] moest. (…)
[Verbalisant]: Wat is de functie van [de verdachte]?
[[B]]: Hij was de baas van het bedrijf. Hij tekende cheques, hij nam beslissingen omtrent het werk, wanneer we betaald kregen, over nieuwe opdrachten, of rekeningen wel of niet betaald werden, onderhandelingen over prijzen. Als vergaderingen waren met betrekking tot onderhanden projecten ging [de verdachte] in persoon naar de overleggen. (…)
[Verbalisant]: Wie heeft de cijfers voor de aangiften loonbelasting geleverd en op welke wijze?
[[B]]: Dat was [consultancybedrijf] per email of via een document. [consultancybedrijf] leverde een overzicht met de bedragen aan loonbelasting en de premies. Ik heb de aangiften ingevuld, niet altijd volgens de door [consultancybedrijf] geleverde cijfers. Maar zoals ik al eerder zei, werd ik gestuurd door [de verdachte]. (…)
Ik heb (…) rond 30 januari 2009 (…) aangiften ingevuld met betrekking tot andere tijdvakken (het Hof: tijdvakken uit andere jaren). Ik heb die aangiften opgemaakt in verband met de betalingsregeling met de Ontvanger (het Hof: de Inspectie der Belastingen). Om iets te kunnen regelen met de Ontvanger was het nodig dat alle aangiften over de openstaande maanden waarover de regeling zou gaan, zouden zijn ingediend.” [6]
5.Zij heeft ten overstaan van de rechter-commissaris de volgende verklaring afgelegd:
“Ik ben in januari 2009 bij [bedrijf] in dienst getreden als secretaresse/assistent van dhr. [de verdachte] (het Hof: de verdachte). (…) Ik (…) voerde de taken uit die [de verdachte] mij gaf. (…) Ik hield mij niet echt met de boekhouding bezig. Daarvoor hadden wij een accountants firma. Dit was [consultancybedrijf].
Ik verzorgde wel de maandelijkse formulieren voor de belasting. Daarmee bedoel ik dat ik de aangifte formulieren invulde. (...) Op de maandelijkse aangifteformulieren vulde ik de bedragen in. Deze bedragen werden mij gegeven door [de verdachte] en [consultancybedrijf]. Zij leverden de cijfers aan. Ik kreeg een formulier met daarop de cijfers per project en per belastingsoort. (…) Als ik het formulier ontving, liet ik het aan [de verdachte] zien. Hij zei dan: Ok, betaal dit of betaal dat.
Hij vertelde welke bedragen of belasting of niet moesten worden betaald en dit vulde ik dan in op de aangiften. [de verdachte] overlegde hier niet over. Hij gaf mij opdracht. Ik heb hem wel gevraagd of hij zeker wist dat hij dit wilde. (…) Dit vroeg ik in het begin aan hem. Daarna werd het een routine (…). Ik kreeg wel steeds instructie van [de verdachte].
De bedragen die [de verdachte] doorgaf, waren nooit wat het moest zijn, nooit het volle bedrag zoals op het overzicht stond vermeld. Hij vertelde mij welk bedrag op de aangifte moest worden ingevuld. Hij legde nooit iets uit, maar zei dat dat het bedrag is dat we zouden betalen. Bijvoorbeeld zei hij tegen mij dat we die maand bijvoorbeeld $ 5.000,-- aan belasting zouden betalen. Dit bedrag moest ik dan over de aangifteformulieren delen. Een andere keer gaf [de verdachte] per belastingsoort op dat moest worden ingevuld. Als ik een bedrag over alle belastingaangiften moest verdelen, liet ik het [de verdachte] controleren. Hij gaf dan akkoord en dan konden de cheques worden uitgeschreven.
Het verdelen over de belastingen deed ik aan de hand van percentages van de bedragen zoals ik van [consultancybedrijf] heb gekregen. Ik zocht tot dat ik een percentage had dat bij het bedrag paste. Zo had [de verdachte] mij het uitgelegd. Ik deed alles op instructie. (…)
Het klopt dat ik zojuist verklaarde dat [de verdachte] bijvoorbeeld een bedrag van $ 5.000 noemde. U houdt mij voor dat de aangiften in guldens zijn. [de verdachte] deed alles in dollars en ik moest dat dan omrekenen naar guldens. De belasting werd in dollars betaald.”
6.Van de [stichting accountantsbureau] heeft verbalisant [verbalisant 2] cd-roms ontvangen met daarop de loonspecificaties van de medewerkers van [bedrijf] die betrekking hebben op het jaar 2006. In die specificaties zijn het netto loon en de bedragen aan ingehouden loonbelasting en premies volksverzekeringen vermeld.
Aan de hand hiervan is de totaal per maand te betalen loonbelasting berekend. Die bedragen zijn vergeleken met de maandelijkse aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen. De verbalisant heeft de resultaten van deze vergelijking in een tabel verwerkt. Voor de loonbelasting komt het neer op het volgende:
Tijdvak 2006
Totaal
Aangifte
Verschil
Januari
NAf 18.263,05
NAf 8.142,25
NAf – 10.120,80
Februari
NAf 38.525,00
NAf 14.050,97
NAf – 24.474,03
Maart
NAf 31.808,24
NAf 12.968,96
NAf – 18.839,28
April
NAf 28.892,96
NAf 14.117,17
NAf – 14.775,79
Mei
NAf 36.607,90
NAf 18.579,87
NAf – 18.028,03
Juni
NAf 51.034,04
NAf 12.822,56
NAf – 38.211,48
September
NAf 67.834,00
NAf 47.375,15
NAf – 20.458,85
November
NAf 136.312,95
NAf 48.156,81
NAf – 88.156,14
December
NAf 105.655,14
NAf 12.212,44
NAf – 93.442,70 [7]
7.In de administratie van [bedrijf] bevonden zich “declarations of tax and premiums” en “payroll tax summary sheets” die betrekking hebben op het jaar 2007. Verbalisant [verbalisant 2] heeft geconstateerd dat de daarin vermelde gegevens met de aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen over de tijdvakken januari, februari, maart, mei, november en december verschillen, in die zin dat de bedragen in die aangiften substantieel lager zijn. [8] De gegevens van het tijdvak oktober stonden hem toen nog niet ter beschikking; deze gegevens heeft hij later van [consultancybedrijf] ontvangen en alsnog in de vergelijking betrokken. [9] De resultaten van deze vergelijking zijn door hem, voor wat betreft de loonbelasting, als volgt weergegeven:
Tijdvak 2007
Totaal
Aangifte
Verschil
Januari
NAf 52.414,59
NAf 34.346,60
NAf – 18.067,99
Februari
NAf 40.506,82
NAf 23.158,53
NAf – 17.348,29
Maart
NAf 36.198,44
NAf 24.588,13
NAf – 11.610,31
Mei
NAf 66.610,77
NAf 0,--
NAf – 66.610,77
Oktober
NAf 52.229,37
NAf 35.066,12
NAf – 17.163,25
November
NAf 88.567,06
NAf 44.283,53
NAf – 44.283,53
December
NAf 78.941,34
NAf 39.470,67
NAf – 39.470,67 [10]
Opgemerkt wordt in dit verband dat op de “payroll tax summary sheet” van mei 2007 het percentage “30%” was genoteerd en dat daarbij een blad gevoegd was, waarop onder meer een uit deze summary sheet overgenomen cijferopstelling genoteerd en daaronder een cijferopstelling met de vermelding “reduced by 30%”. Overigens is over het tijdvak mei 2007 (het Hof: zoals ook in de tabel is te zien) een nihil aangifte ingediend.
Op het blad waren ook bedragen genoteerd die betrekking hadden op de tijdvakken november 2007 en december 2007 en wel overeenkwamen met de corresponderende aangiften. Bij die bedragen is steeds “reduced by 50” vermeld. Bij een vergelijking bleek dat die bedragen ook exact 50% bedragen van de bedragen in de “payroll tax summary sheets” van november en december 2007. [11]
8.In de administratie van [bedrijf] bevonden zich ook “declarations of tax and premiums” en “payroll tax summary sheets” die betrekking hebben op het jaar 2008.
In de administratie bevonden zich voorts ingevulde, maar niet ingediende aangifteformulieren die betrekking hadden op de tijdvakken januari en juni tot en met december 2008.
Op het niet ingediende aangifteformulier van januari 2008 zijn de bedragen aan loon, loonbelasting en premies met pen ingevuld; die bedragen komen overeen met het “payroll tax summary sheet” van januari 2008. Met potlood is verder rechtsboven op dit aangifteformulier “20%” geschreven en voorts – naast de met pen ingevulde bedragen – andere, lagere bedragen. Die met potlood geschreven bedragen zijn exact 20% lager dan de met pen ingevulde bedragen en komen overeen met de bedragen die zijn ingevuld in de aangifte die wel voor het tijdvak januari 2008 is ingediend.
Ook op de niet ingediende aangifteformulieren van juni tot en met december 2008 zijn bedragen met pen ingevuld die overeenkomen met de “payroll tax summary sheets” en lagere bedragen met potlood geschreven. Een expliciete vermelding van het percentage is niet vermeld, maar de bedragen zijn ten aanzien van de maanden juni, juli, augustus, september, november en december exact 20% lager en ten aanzien van de maand oktober exact 30% lager dan de met pen ingevulde bedragen. De met potlood geschreven bedragen zijn ook hier gelijk aan de aangiften die over de tijdvakken juni tot en met december 2008 zijn ingediend. [12]
De reductie is bovendien toegepast op een onvolledig bedrag, omdat het project [project 1] niet in de “payroll summary sheets” is verwerkt. [13]
Het volledige bedrag aan loonbelasting en premies volksverzekeringen heeft verbalisant [verbalisant 2] berekend aan de hand van de “journals”, die zijn aangetroffen in de administratie van [consultancybedrijf] . Die “journals” hebben steeds betrekking op de cijfers van een project/bedrijfsonderdeel en zijn voorzien van een stempel “completed” of “posted”. De “journals” zijn opgemaakt met het loonprogramma Payroll 4. De verbalisant heeft de bedragen vergeleken met de bedragen die zijn vermeld in de ingediende aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen. [14] Voor wat betreft de loonbelasting komt die vergelijking op het volgende uit.
Tijdvak 2008
Totaal
Aangifte
Verschil
Januari
NAf 99.459,64
NAf 42.167,91
NAf – 57.291,73
Februari
NAf 120.640,01
NAf 66.435,84
NAf – 54.204,17
Maart
NAf 118.221,84
NAf 100.352,66
NAf – 17.869,18
April
NAf 154.069,65
NAf 65.954,70
NAf – 88.114,95
Mei
NAf 106.707,12
NAf 72.980,00
NAf – 33.727,12
Juni
NAf 173.605,82
NAf 96.766,40
NAf – 76.839,42
Juli
NAf 155.800,91
NAf 106.073,60
NAf – 49.727,31
Augustus
NAf 184.503,42
NAf 110.639,07
NAf – 73.864,35
September
NAf 167.682,57
NAf 105.486,82
NAf – 62.195,75
Oktober
NAf 163.172,01
NAf 107.309,30
NAf – 55.862,71
November
NAf 132.547,58
NAf 99.379,20
NAf – 33.168,38
December
NAf 249.620,08
NAf 101.049,18
NAf – 148.570,90 [15]
9.De cijfers van de loonbelasting van de diverse projecten in het jaar 2009 heeft verbalisant [verbalisant 2] van [consultancybedrijf] ontvangen. Hij heeft per tijdvak het totaal aan loonbelasting berekend en dat totaal vergeleken met de in de aangiften ingevulde bedragen. [16] De vergelijking is als volgt in een tabel weergegeven:
Tijdvak 2009
Totaal
Aangifte
Verschil
Januari
NAf 113.606,83
NAf 66.741,78
NAf – 46.865,05
Februari
NAf 154.641,24
NAf 87.626,66
NAf – 67.014,58
Maart
NAf 142.264,69
NAf 75.731,62
NAf – 66.533,07
Mei
NAf 45.562,42
NAf 29.296,46
NAf – 16.265,96
Juni
NAf 51.463,03
NAf 23.711,26
NAf – 27.751,77
September
NAf 43.965,74
NAf 23.256,55
NAf – 20.709,19
Oktober
NAf 60.830,17
NAf 23.105,61
NAf – 37.724,56
December
NAf 31.435,14
NAf 11.928,00
NAf – 19.507,14 [17]
10.Van het jaar 2010 zijn in de administratie van [bedrijf] de loonspecificaties aangetroffen van medewerkers die op de door de belastingdienst ontvangen verzamelloonstaat zijn vermeld. Verder zijn in de administratie loonspecificaties aangetroffen van medewerkers van het project [project 1]. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de loonspecificaties vergeleken met de betalingen in de aangetroffen bankafschriften en vervolgens per aangiftetijdvak overzichten gemaakt. [18] De vergelijking is voor wat betreft de loonbelasting als volgt in een tabel weergegeven:
Tijdvak 2010
Totaal
Aangifte
Verschil
Maart
NAf 33.741,59
NAf 9.745,00
NAf – 23.996,59
April
NAf 14.709,78
NAf 8.084,18
NAf – 6.625,60
Mei
NAf 18.860,45
NAf 8.078,97
NAf – 10.781,48
Juni
NAf 23.896,25
NAf 8.229,78
NAf – 15.666,47
Juli
NAf 18.593,58
NAf 7.600,65
NAf – 10.992,93
Augustus
NAf 18.904,22
NAf 6.163,--
NAf – 12.741,22
Oktober
NAf 16.710,84
NAf 8.434,30
NAf – 8.276,54 [19]
In de administratie zijn ook de “pay roll tax summary sheets” van januari, februari en maart aangetroffen. In die “pay roll tax summary sheets” zijn telkens vier projecten of bedrijfsonderdelen vermeld, namelijk Administration, Port Extension Project, Fire/Ambulance en Paradise Mall. Alleen met betrekking tot het onderdeel Administration zijn bedragen ingevuld. De bedragen in de aangiften van januari, februari en maart zijn exact 50% van deze bedragen van het onderdeel Administration. [20]
11.Verbalisant [verbalisant 2] heeft bij raadpleging van de systemen van de belastingdienst geconstateerd dat in het jaar 2006 geen aangifte belasting op bedrijfsomzetten (BBO) ten name van [bedrijf] is ontvangen. Volgens de jaarrekening van 2007 bedroeg de omzet in 2006 USD 4.748.292,-- (omgerekend NAf 8.451.960,--). Het tarief in 2006 was 3%. [21]

12.De verdachte heeft ten overstaan van de politie het volgende verklaard:

“[Verbalisant]: Wie heeft de aangiften Belasting op Bedrijfsomzetten verzorgd (…)?
[Verdachte]: (…) Ik weet dat er geen aangiften werden gedaan voor de projecten [project 2], [project 1] en [project 3] (…). Wij hadden geen (…) verklaring dat de projecten waren vrijgesteld. (…)
[Verbalisant]: (…) De inkomsten (…) bankrekening (…) in 2006, (…) waarop hebben die betrekking (…)?
[Verdachte]: Dit zijn inderdaad inkomsten in verband met de door [bedrijf] verrichte werkzaamheden.” [22]
13.Medewerkster [D] heeft als getuige de volgende verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegd:
“Ik ben hier namens de inspecteur der belastingen. (…) [bedrijf] kwam mijns inziens niet in aanmerking voor een vrijstelling, onder meer omdat zij niet voldeed aan de voorwaarde dat de ondernemer aan zijn fiscale verplichtingen voldoet. Ik heb geen verzoek om vrijstelling ten aanzien van [bedrijf] (…) aangetroffen. [bedrijf] is geen vrijstelling verleend. (…) Ik heb geen verzoek ten aanzien van [bedrijf] gezien en als [bedrijf] een verzoek zou hebben gedaan, komt zij mijns inziens niet voor de vrijstelling in aanmerking. (…) Mijn opmerking dat dat [bedrijf] mijns inziens niet voor een vrijstelling in aanmerking komt geldt ook voor de situatie dat zij wordt voorgesteld door een ander. Van toepassing is voorwaarde 3c onder paragraaf 2. Gelet op het boekenonderzoek 2005 heeft [bedrijf] niet aan haar fiscale verplichtingen voldaan.” [23]
Overige verweren
De raadslieden hebben bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken. Voor zover hieronder niet expliciet besproken vinden de bewijsverweren hun weerlegging in de bewijsmiddelen.
Het verweer dat [verbalisant 2] en [verbalisant 1] op onbevoegde en dus onrechtmatige wijze bewijs hebben verzameld wordt verworpen op dezelfde gronden als het desbetreffende verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De verdediging heeft aangevoerd dat de door verdachte op 24 en 25 januari 2013 bij de politie afgelegde verklaring niet voor het bewijs mag worden gebruikt omdat de verdachte is verhoord zonder bijstand van een gemachtigde. Voor zover daarmee is gedoeld op het recht om voorafgaand aan het verhoor een advocaat te raadplegen, miskent dit verweer dat de verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht daarop blijkens de door hem ondertekende verklaring van 24 januari 2013. Voor zover de verdediging heeft bedoeld dat hij ook tijdens het verhoor recht had op rechtskundige bijstand, wordt het verweer verworpen op de grond dat de verdachte naar de stand van het recht ten tijde van het verhoor daarop geen aanspraak kon maken.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat het opzet van de verdachte niet gericht is geweest op het opzettelijk niet doen van aangiften belasting op de bedrijfsomzetten. Ook dit verweer wordt verworpen. De verdachte heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat er voor de projecten waaraan [bedrijf] destijds werkte een vrijstelling gold voor de belasting op de bedrijfsomzetten. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij noch de medeverdachte [bedrijf] in het bezit was van een of meer vrijstellingen voor de desbetreffende projecten en dat hij is afgegaan op mededelingen van derden dat er een vrijstelling zou gelden. Uit bewijsmiddel 13 volgt dat door [bedrijf] geen vrijstelling is gevraagd en dat deze anders ook niet zou zijn afgegeven. Door niettemin te handelen alsof haar prestaties in 2006 waren vrijgesteld van de heffing van de belasting op de bedrijfsomzetten heeft de verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat in strijd met de wettelijke verplichting geen aangifte voor de belasting op de bedrijfsomzetten werd gedaan. Het opzet was dus in ieder geval in voorwaardelijke zin aanwezig.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is – voor zover gepleegd voor 10 oktober 2010 – telkens voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 49, eerste lid, aanhef en onder a, juncto tweede lid van de Algemene landsverordening Landsbelastingen en artikel 53, tweede lid en onder b, van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen en – voor zover daarna gepleegd – telkens voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 49, eerste lid, aanhef en onder a, juncto tweede lid van de Algemene landsverordening landsbelastingen en artikel 1:127, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten.
Het onder 1 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk ingevolge de Algemene landsverordening Landsbelastingen verplicht zijnde tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte, dat onjuist doen, terwijl van de handeling het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor de Nederlandse Antillen of voor een van de eilandgebieden kan ontstaan en hij tot het feit opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd,
enopzettelijk ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht zijnde tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte, dat onjuist doen, terwijl van de handeling het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor Sint Maarten kan ontstaan en hij tot het feit opdracht heeft gegeven.
Het onder 2 bewezen verklaarde is telkens voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 49, eerste lid, aanhef en onder a, juncto tweede lid van de Algemene landsverordening Landsbelastingen en artikel 53, tweede lid en onder b, van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Het onder 2 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
ingevolge de Algemene landsverordening landsbelastingen verplicht zijnde tot het binnen een gestelde termijn doen van aangifte, dat niet binnen de gestelde termijn doen, terwijl van de handeling het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor de Nederlandse Antillen of voor een van de eilandgebieden kan ontstaan en hij tot het feit opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Het Hof is met het Gerecht in eerste aanleg van oordeel dat het niet doen van aangifte tevens als het niet binnen de gestelde termijn doen van aangifte kan worden beschouwd. Daarbij is in aanmerking genomen dat dit onderscheid noch voorheen in de Nederlandse Antillen, noch op dit moment in Sint Maarten in de wet wordt gemaakt.
Het bewezen verklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf
Het Hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meerdere keren opdracht geven tot het opzettelijk onjuist doen van aangifte loonbelasting en tot het niet, althans niet binnen de gestelde termijn, doen van belastingaangifte op de bedrijfsomzetten.
Het Gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarde het verrichten van 240 uren dienstverlening, met aftrek van voorarrest. Daarbij is beslist dat bij het niet voldoen aan deze bijzondere voorwaarde, 8 maanden van het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd.
De procureur-generaal heeft zich achter deze beslissing geschaard.
De raadslieden hebben een strafmaatverweer gevoerd.
Het Hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft als enig directeur en aandeelhouder van het aannemersbedrijf [bedrijf] jarenlang structureel opdracht gegeven tot het opzettelijk doen van onjuiste aangiften loonbelasting. Vastgesteld is dat ten minste NAf 1.684.950,-- aan loonbelasting niet is aangegeven. Met deze belastingontduiking is onlosmakelijk verbonden dat ook een aanzienlijk bedrag aan premies volksverzekeringen is ontdoken, maar dat is – zoals reeds is overwogen – niet aan de verdachte ten laste gelegd en zal daarom in de strafoplegging niet worden meegenomen. In de strafoplegging van de hoogte van de straf wordt wel meegewogen dat de verdachte ook opdracht heeft gegeven tot het niet doen van belasting op de bedrijfsomzetten, wat heeft geleid tot een geschat nadeel van NAf 253.558,80 (zie bewijsmiddel 11: 3% van NAf 8.451.960,00). Het lijdt geen twijfel dat het land de Nederlandse Antillen c.q. het land Sint Maarten daarvan (groot) nadeel heeft ondervonden.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van deze feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een sanctie die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het feit dat de verdachte na de feiten tot het parlement is toegetreden, maakt dat niet anders. De wet geldt immers evenzeer voor politici. Het wordt evenmin anders door het de omstandigheid dat de vervolging van strafbare feiten zoals de onderhavige ten tijde van het plegen ervan nog geen gemeengoed was. Die omstandigheid maakt de feiten niet minder ernstig. De verdachte heeft het behalen van groot persoonlijk financieel voordeel boven het algemeen belang van een juiste belastingheffing ten voordele van het land en daarmee de samenleving in Snit Maarten gesteld. Het Hof rekent dat de verdachte aan.
Het Hof weegt ten gunste van de verdachte wel mee dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Evenals het Gerecht in eerste aanleg ziet het Hof aanleiding om naast een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een andere straf aan de verdachte op te leggen, om de ernst van de strafbare feiten te onderstrepen en een deel van het nadeel te herstellen. Anders dan het Gerecht in eerste aanleg is het Hof van oordeel dat dienstverlening of een taakstraf bij dit soort delicten niet is aangewezen, maar een geldboete. Daarbij houdt het Hof rekening met de draagkracht van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het Hof is met eenparigheid van stemmen tot de slotsom gekomen dat de volgende combinatie van straffen in beginsel passend en geboden is:
- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, en
- een geldboete van NAf 150.000,--, subsidiair 1 jaar vervangende hechtenis.
Het Hof stelt echter vast dat er sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. In dat verband wijst het hof erop dat op 22 maart 2012 diverse huiszoekingen zijn verricht en dat de behandeling in eerste aanleg eerst op 7 januari 2015 – aldus niet binnen twee jaar – met een eindvonnis was afgerond. Daarvoor zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen. Het hof is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval tot strafvermindering moet leiden, in die zin dat de gevangenisstraf met 2 maanden wordt verlaagd.
Dat betekent dat het Hof de verdachte zal veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, waarvan 18 maanden met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, en
- een geldboete van NAf 150.000,--, subsidiair 1 jaar vervangende hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:54, 1:55, 1:58 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 7 januari 2015 en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de 22 (tweeëntwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op 3 (drie) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van NAf 150.000,-- (honderdvijftigduizend gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
1 (een) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.J. Fehmers, E.J. van der Poel en D. Radder, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 12 januari 2017.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen bij het (eind)proces-verbaal van de Belastingdienst Sint Maarten (Sectie Inlichtingen & Opsporing) d.d. 20 februari 2013, geregistreerd als dossiernummer 1201.
2.Schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel en Nijverheid (Commercial Register of the Chamber of Commerce and Industry St. Maarten, Netherlands Antilles), d.d.
3.Algemeen proces-verbaal d.d. 20 februari 2013, pagina 5 en 6.
4.Schriftelijke bescheiden, te weten aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen, bijlagen D-100, D-101, D-101a, D-102, D-102a, D-103, D-104, D-105, D-108, D-110, D-111, D-111a, D-112, D-113, D-114, D-115, D-116, D-117, D-118, D-119, D-120, D-121, D-122, D-123, D-124, D-125, D-126, D-127, D-128, D-129, D-130, D-131, D-132, D-133, D-134, D-135, D-136, D-137, D-138, D-140, D-141, D-144, D-145, D-147, D-150, D-151, D-152, D-153, D-154, D-155 en D-158.
5.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 14 augustus 2012, bijlage AH-06 pagina 1 en 2.
6.Proces-verbaal van verhoor d.d. 23 augustus 2012, bijlage V04-01, pagina 2 tot en met 6.
7.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 24 juli 2012, bijlage AH-07, pagina 1 tot en met 3; schriftelijke bescheiden, te weten aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen, bijlagen D-100, D-101, D-102, D-103, D-104, D-105, D-108, D-110 en D-111. Het Hof heeft bij controle van de bedragen geconstateerd dat de verbalisant het in de aangifte van het tijdvak september ingevulde bedrag heeft afgerond; het Hof heeft in de tabel het exact opgegeven bedrag opgenomen en (als gevolg daarvan) ook het bedrag dat het verschil tussen beide bedragen weergeeft, aangepast.
8.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 24 juli 2012, bijlage AH-08, pagina 1 tot en met 4.
9.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 8 oktober 2012, bijlage AH-14.
10.Schriftelijk bescheid, te weten het overzicht met gecorrigeerde cijfers tabel 2007, bijlage D-064; schriftelijke bescheiden, te weten aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen, D-112, D-113, D-114, D-116, D-121, D-122 en D-123. Het Hof heeft bij controle van de bedragen geconstateerd dat de verbalisant zowel de in de aangiften ingevulde bedragen als de bedragen die het verschil weergeven, steeds heeft afgerond; het Hof heeft in de tabel steeds de exact opgegeven bedragen en de exacte verschillen opgenomen.
11.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 24 juli 2012, bijlage AH-08, pagina 3 en 4.
12.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 14 augustus 2012, bijlage AH-09, pagina 1 en 2.
13.Algemeen proces-verbaal d.d. 20 februari 2013, pagina 13.
14.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 14 augustus 2012, bijlage AH-09, pagina 4.
15.Schriftelijk bescheid, te weten het overzicht journals 2008, bijlage D-079; schriftelijke bescheiden, te weten aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen, bijlagen D-124, D-125, D-126, D-127, D-128, D-129, D-130, D-131, D-132, D-133, D-134 en D-135. Het Hof heeft bij controle van de bedragen geconstateerd dat de verbalisant zowel de in de aangiften ingevulde bedragen als de bedragen die het verschil weergeven, steeds heeft afgerond (voor de maand mei was wel een afgerond getal ingevuld, maar ook voor die maand heeft de verbalisant het verschil afgerond); het Hof heeft in de tabel steeds de exact opgegeven bedragen en de exacte verschillen opgenomen.
16.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 20 augustus 2012, pagina 1 en 2.
17.Schriftelijk bescheid, te weten het overzicht cijfers LB, AOV/AWW, AVBZ 2009, bijlage D-095; Schriftelijke bescheiden, te weten aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen, bijlagen D-136, D-137, D-138, D-140, D-141, D-144, D-145 en D-147. Het Hof heeft bij controle van de bedragen geconstateerd dat de verbalisant zowel de in de aangiften ingevulde bedragen als de bedragen die het verschil weergeven, steeds heeft afgerond (voor de maand december was wel een afgerond getal ingevuld, maar ook voor die maand heeft de verbalisant het verschil afgerond); het Hof heeft in de tabel steeds de exact opgegeven bedragen en de exacte verschillen opgenomen.
18.Algemeen proces-verbaal d.d. 20 februari 2013, pagina 16.
19.Schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Payslips tijdvak jan / weken 1 t/m 4 - 2010, bijlage D-081-01, pagina 3; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak feb / weken 5 t/m 8 van 2010, bijlage D-081-02, pagina 4; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak maart / weken 9 t/m 10 van 2010, bijlage D-081-03, pagina 3; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak april / weken 13 t/m 16, bijlage D-081-04, pagina 4; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak mei / weken 17 t/m 20 - 2010, bijlage D-081-05, pagina 3; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak juni / weken 21 t/m 26, bijlage D-081-06, pagina 3; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak juli / weken 27 t/m 30, bijlage D-081-07, pagina 2; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak augustus / weken 31 t/m 34, bijlage D-081-08, pagina 2; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak sept / weken 35 t/m 38, bijlage D-081-09, pagina 2; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak okt / weken 39 t/m 42, bijlage D-081-10, pagina 2; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak november / weken 43 t/m 46, bijlage D-081-11, pagina 2; schriftelijk bescheid, te weten het overzicht Tijdvak december / weken 47 t/m 52, bijlage D-081-12, pagina 2; schriftelijke bescheiden, te weten aangiften loonbelasting en premies volksverzekeringen, bijlagen D-150, D-151, D-152, D-153, D-154, D-155 en D-158. Het Hof heeft bij controle van de bedragen geconstateerd dat de verbalisant zowel de in de aangiften ingevulde bedragen als de bedragen die het verschil weergeven, steeds heeft afgerond (voor de maanden maart en augustus was wel een afgerond getal ingevuld, maar ook voor die maanden heeft de verbalisant het verschil afgerond); het Hof heeft in de tabel steeds de exact opgegeven bedragen en de exacte verschillen opgenomen.
20.Algemeen proces-verbaal d.d. 20 februari 2013, pagina 17.
21.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 9 oktober 2012, bijlage AH-15, pagina 1 tot en met 3; schriftelijk bescheid, te weten de jaarrekening van Energizer N.V. van het jaar 2007, bijlage D-007, pagina 6.
22.Proces-verbaal van verhoor d.d. 24 januari 2013, bijlage V02-02, pagina 4 en 5.
23.Proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 2 juli 2014, afgenomen en opgesteld door rechter-commissaris mr. T.A.M. Tijhuis.