[naam van de verdachte],
geboren op [een datum in het jaar] 1984 in Bonaire,
wonende in Bonaire, [adres],
thans gedetineerd in Bonaire.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 mei 2016, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 10 november 2016 in Bonaire en 21 december 2016 in Curaçao, door middel van een videoconference verbinding met het gerechtsgebouw in Bonaire.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. M.M.A. Domingo-van Lieshout, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen [naam medewerker], medewerker van de stichting Krusada, naar voren heeft gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep met aanvulling van gronden zal bevestigen, behoudens de opgelegde straf en – in zoverre opnieuw rechtdoende – de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften van de reclassering en dat hij zich ter behandeling van zijn verslaving laat opnemen bij de Stichting Krusada.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde dan het Gerecht in eerste aanleg. Het vonnis waarvan beroep kan daarom niet in stand blijven.
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de nacht van 21 op 22 januari 2016, althans in of omstreeks de maand januari 2016, op het eiland Bonaire, met [A] (een) handeling(en) heeft gepleegd die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], terwijl hij wist dat zij, [A], in zodanige staat van lichamelijke onmacht verkeerde dat zij niet of onvolkomen in staat was om haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, immers heeft verdachte terwijl zij, [A], in diepe slaap was, zijn vinger(s) in de vagina van die [A] heeft geduwd/gestoken;
althans, indien het bovenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de nacht van 21 op 22 januari 2016, althans in of omstreeks de maand januari 2016, op het eiland Bonaire, door geweld of (een) ander(e) feitelijhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) ander(e) feitelijkhe(i)d(en) [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], immers heeft verdachte haar gedwongen te dulden dat hij, verdachte, haar met zijn vinger(s) meermalen, althans éénmaal, vaginaal heeft gepenetreerd, bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte onverhoeds zijn vinger(s) in de vagina van die [A] heeft geduwd/gestoken;
hij in of omstreeks de nacht van 21 op 22 januari 2016, althans in of omstreeks de maand januari 2016, op het eiland Bonaire, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, in/uit een woning (gelegen aan [adres 1]) – alwaar de verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond – heeft weggenomen: twee, althans één, mobiele telefoon(s) en/of een geldbedrag, en/of een telefoonkaart, en/of in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [A], en/of [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of dat goed/die goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of door gebruikmaking van (een) valse sleutel(s).
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Het Hof is met het Gerecht in eerste aanleg en de procureur-generaal van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft gepleegd. De verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde nacht van 21 op 22 januari 2016
, althans in of omstreeks de maand januari 2016,op het eiland Bonaire, door
geweld of (een) ander(e) feitelijhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een
)ander
(e
)feitelijkhe
(i
)d
(en)dan geweld of bedreiging met geweld[A] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een
)handeling
(en)die bestond
(en)uit
of mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], immers heeft
hij,verdachte
,haar gedwongen te dulden dat hij, verdachte, haar met zijn vinger
(s) meermalen, althans éénmaal,vaginaal heeft gepenetreerd, bestaande
dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld ofdie andere feitelijkhe
(i
)d
(en)hierin dat
hij,verdachte
,onverhoeds zijn vinger
(s)in de vagina van die [A] heeft geduwd/gestoken;
hij in
of omstreeksde nacht van 21 op 22 januari 2016
, althans in of omstreeks de maand januari 2016,op het eiland Bonaire, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening, in
/uiteen woning
(gelegen aan [adres 1]
)– alwaar
hij,de verdachte
,zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond – heeft weggenomen
:twee
, althans één,mobiele telefoon
(s
) en/of een geldbedrag, en/of een telefoonkaart, en/of in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten delerespectievelijktoebehorende aan [A], en
/of[B]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of dat goed/die goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of door gebruikmaking van (een) valse sleutel(s).
Het Hof acht niet bewezen hetgeen meer of anders aan de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.Op 22 januari 2016, omstreeks 08:55 uur, heeft [A] aangifte gedaan van verkrachting en diefstal. Zij heeft bij die gelegenheid onder meer het volgende verklaard:
“Ik wil aangifte doen tegen de man genaamd [de verdachte], bijgenaamd ‘[bijnaam verdachte]’. Vannacht was [bijnaam verdachte] in de woning van mijn vriend binnengedrongen en had (…) 2 mobiele telefoons weggenomen. Hij heeft (…) mij ook gepenetreerd in mijn vagina met zijn vinger. (…) Het verhaal is als volgt.
Ik heb een vriend (…) genaamd [B] (het Hof: [B]). (…) Vannacht voor 4 uur, lagen [B] en ik te slapen naast elkaar op het bed in de slaapkamer (het Hof: van [B]). Ik had een topje aan en een kleine broek. Op een gegeven moment voelde ik dat iemand mijn broek opzij schoof. Vervolgens voelde ik dat mijn onderbroek ook opzij werd geschoven. Hierna voelde ik een vinger mijn vagina binnendringen. Ik dacht in eerste instantie dat het [B] was die dat deed. Ik liet het gebeuren. (….) Op een gegeven moment stopte hij en voelde ik geen betasting meer. Vervolgens voelde ik hoe iemand de hand onder mijn kussen schoof. (…) Toen ik de hand onder mijn kussen voelde, opende ik mijn ogen en zag meteen de schaduw van een mannelijk postuur op de muur. Ik keerde mijn hoofd meteen om en zag de achterkant van een mannelijk postuur. Ik herkende dit meteen als zijnde [voornaam verdachte] ‘[bijnaam verdachte]’ [achternaam verdachte]. [Bijnaam verdachte] rende de slaapkamer uit. (…) Ik sprong van het bed en maakte [B] wakker. Ik begon tegen hem te schreeuwen van dat er iemand in de woning was. (…)
[B] werd wakker en deed het licht aan. Hij keek naar de plaats waar hij zijn telefoon aan het opladen was en merkte dat zijn telefoon weg was. De telefoon lag te laden op een rek bij de muur (…). Hierna besloot ik onder mijn kussen te kijken en zag dat ook mijn telefoon weg was.
[B] liep toen naar de woonkamer en kwam kort hierna terug. [B] zei tegen mij dat de keukendeur wijd open stond. (…) Het slot is defect. (…) Als [B] gaat slapen of niet thuis is, doet hij een schroevendraaier in het oog van een slot aan de binnenkant (…).
Toen ik aan het douchen was, voelde ik een branderig gevoel binnen in mijn vagina. (…) Ik zal naar de dokter gaan om behandeld te worden (…).
2.A] is nog diezelfde dag door haar huisarts dr. E.J. Bernabela onderzocht.Zij heeft over dit onderzoek een schriftelijke verklaring opgesteld, die het volgende inhoudt:
“Ondergetekende, E.J. Bernabela, huisarts te Dokterskliniek Antriol, verklaart middels dit schrijven dat zij op 22 januari 2016 op haar praktijk op spreekuur had mevr. [A].
Nadat zij verteld had dat zij seksueel misbruikt was door iemand die haar huis was binnengedrongen heeft ondergetekende als volgt gehandeld.
Onderzoek gedaan middels inspectie en speculoscopie. Bij ingang van vaginakanaal een ragade geconstateerd. Ragade vond ik passend bij wat geconstateerd (het Hof: verklaard) was, aangezien het iets dieper ging dan een huidlaceratie. Omringende weefsel gezond. Geen tekenen van infectie.”
3.De vriend van [A], [B], heeft over de bewuste nacht het volgende verklaard:
“Het feit waarvan [A] aangifte heeft gedaan op 22 januari 2016, is gepleegd in mijn woning te [adres 1] te Bonaire. (…) [A] en ik hebben een liefdesrelatie (…). Af en toe verblijft zij een paar dagen bij mij. (…) In die bewuste nacht werd ik door [A] (…) wakker gemaakt met een schreeuw dat zonet iemand in de slaapkamer was en dat hij weggerend was. (…) Ik (..) zag dat de keukendeur wijd open stond. (…) De keukendeur heeft geen slot. Ik gebruik altijd een schroevendraaier om dit in een oog van het slot (…) te steken om zodoende de keukendeur af te sluiten. (…)
De 2 telefoons, van [A] en mij, waren weggenomen.”
4.De verdachte heeft op vragen tijdens het tweede politieverhoor onder meer het volgende verklaard:
“[Verbalisant]: Hoe word je in de volksmond genoemd?
[Verdachte]: [Bijnaam verdachte]. […]
[Verbalisant]: Wat kan jij vertellen over de mobiele telefoon die wij in jouw woning in de rugleuning van de bank hebben aangetroffen (…) tijdens de doorzoeking gisteren (…)?
[Verdachte]: Dit is een van de telefoons welke ik vanuit de woning waar [A] verblijft, heb weggenomen gedurende de bewuste nacht.
[Verbalisant]: [A] verklaarde jou te hebben gezien in de woning van haar vriend in de slaapkamer (…). Wat deed jij daar in die woning?
[Verdachte]: Ik heb in het verleden een liefdesrelatie met [A] gehad. (…) Ik ben die bewuste nacht naar haar toegegaan om seks te hebben met haar. Terwijl ik hier aan de deur trok, zag ik dat er een schroevendraaier op de grond van de keuken viel. De deur bleek toen gewoon open te zijn. Ik ben toen de slaapkamer van [A] binnen gegaan.
Ik zag hier twee mensen liggen. Een man en [A]. Ik liep toen naar de rechterzijde van het bed en zag hier een telefoon liggen, de telefoon welke jullie bij mij hebben aangetroffen. Deze telefoon lag op een rek tegen de muur en lag aan de oplader.
In eerste instantie dacht ik dat dit de telefoon van [A] was. Ik had eerder die avond naar [A] gebeld en wilde kijken of deze telefoon mijn gemiste oproepen had. Ik keek naar de telefoon en zag dat deze op ‘lock’ stond. Ik heb de telefoon toen in mijn broekzak gestopt. Vervolgens ben ik naar het bed gelopen naar [A]. Ik heb (…) haar geprobeerd wakker te maken door zachtjes tegen haar gezicht te tikken. (…) Ik zag dat [A] zich in haar slaap omdraaide en een telefoon in haar handen had. Ik zag dit terwijl zij zich omdraaide. Ik zag dat zij haar hand, met de telefoon hierin, onder haar kussen bracht. Ik schoof vervolgens mijn hand onder haar kussen om haar telefoon uit haar handen te pakken (…). Terwijl ik hiermee bezig was werd [A] wakker (…). Zij begon direct te schreeuwen. (…) Ik besloot met de telefoon in mijn hand weg te rennen en ben via de keukendeur de woning uitgerend. (…) Nogmaals, het was (het Hof: van tevoren) niet mijn bedoeling om hun te bestelen. Ik was naar de woning van [A] gegaan om seks met haar te hebben.”
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten geconformeerd aan het oordeel van het Hof. Wel heeft zij zich gekeerd tegen het gebruik van de hiervoor als bewijsmiddel 2 weergegeven verklaring, die door de procureur-generaal voorafgaand aan de laatste zittingsdag is ingebracht. Anders dan de raadsvrouw is het Hof van oordeel dat de procureur-generaal daarmee niet in strijd heeft gehandeld met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De procureur-generaal heeft dit onderzoek ingesteld naar aanleiding van vragen van de verdediging over de medische verklaring en heeft de resultaten van dit onderzoek tijdig voor de laatste zittingsdag aan het dossier toegevoegd. Bovendien vormen die resultaten slechts een bevestiging van de inhoud van de eerder opgestelde medische verklaring. Voor de verdediging heeft naar het oordeel van het Hof voldoende gelegenheid bestaan om naar aanleiding hiervan zijn standpunt te bepalen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de onderhavige zaak niet complex van aard is.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 248 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd: