Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
[naam verdachte],
of omstreeks2 juli 2016, in Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan nietopzettelijk in zijn bezit heeft gehad
en/of heeft aangewend, ongeveer2.904
xtc-pillen,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende MDMA
en/of MDA,
zijndeeen middelofmiddelenals bedoeld in de Opiumwetsverordening en
/ofin de Regeling aanwijzing gecontroleerde middelen AB 2013, GT nr. 255.
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naam […] van degene onder wie in beslag is genomen: [de verdachte] […] Datum en plaats van inbeslagneming: 2 juli 2016 [adres] [appartement] [nummer] […].
“het feit dat deze auto met dezelfde bestuurder op 29 juni 2016 gecontroleerd werd en verdovende middelen in het bezit van de bestuurder gevonden waren”. Dat tevens sprake was van een verkeerscontrole, is op geen enkele wijze gebleken; de verbalisanten hebben niet naar het rijbewijs van de bestuurder gevraagd. De onrechtmatige staandehouding is evenwel een schending van een rechtsnorm die jegens de bestuurder van de auto – medeverdachte [medeverdachte 1] – is begaan en de Schutz-norm – op grond waarvan de verdachte in beginsel geen beroep toekomt op schending van rechtsnormen die jegens een ander dan de verdachte zijn begaan – maakt dat daaraan in het geval van de verdachte geen rechtsgevolgen worden verbonden. Daar komt bij dat de onrechtmatige staandehouding nog niet maakt dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was.
(“The female police officer came with another police officer and asked my permission to come in the house and I told them it was okay.”).Het Hof gaat er daarom van uit dat de verbalisanten zich niet hebben gelegitimeerd en evenmin het doel van het binnentreden hebben medegedeeld. De toestemming is daarom ontoereikend en niet rechtsgeldig gegeven.
BESLISSING
een gevangenisstraf voor de duur van 16 (maanden) maanden;
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op 3 (drie) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;