Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
[verdachte D],
- de redelijke termijn is voor de verdachte aangevangen op 13 november 2012, namelijk het moment dat hij voor het eerst als verdachte werd gehoord, en de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting werd op 25 augustus 2014, derhalve binnen twee jaar, met een eindvonnis afgerond (het openbaar ministerie werd bij dat vonnis niet-ontvankelijk verklaard);
- het openbaar ministerie heeft op 27 augustus 2014 tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld en het Hof heeft de behandeling van dat hoger beroep op 5 mei 2015, derhalve binnen negen maanden, met een einduitspraak afgerond (vernietiging van het vonnis met terugwijzing van de zaak naar het Gerecht in eerste aanleg);
- de verdachte heeft tegen dit vonnis beroep in cassatie ingesteld, waarop de Hoge Raad op 15 maart 2016 heeft beslist (niet-ontvankelijkverklaring wegens het niet indienen van cassatiemiddelen);
- het Gerecht in eerste aanleg heeft de zaak vervolgens opnieuw ter terechtzitting in eerste aanleg behandeld en op 14 september 2016, circa zes maanden na de uitspraak van de Hoge Raad, met een eindvonnis afgerond (integrale vrijspraak);
- het openbaar ministerie heeft op 16 september 2016 wederom hoger beroep ingesteld en de behandeling van dit hoger beroep wordt vandaag, op 3 mei 2017, met een einduitspraak afgerond.
of omstreeksde periode 15 september 2010 tot en met 17 september 2010, op het toenmalige Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,zich heeft laten omkopen door een gift
en/of een belofte, te weten
vier enveloppen, althans meer dan één, inhoudende bedragen van 300 dollar, althansgeld
, althans enige gift en/of belofteheeft aangenomen van een vertegenwoordiger van de [politieke partij] (te weten [A]),
hetzij niet, hetzijop bepaalde wijze uit te oefenen, bestaande het
niet uitoefenen ofop bepaalde wijze uitoefenen van zijn kiesrecht hierin dat hij, verdachte, tijdens de verkiezingen zou stemmen op de [politieke partij].
“heeft toegezegd, of dat hij is verplicht, om op de [politieke partij] (of een andere partij) te stemmen”.
.De verdachte, [B], [C] en [E] hebben hun persoonlijke gegevens achtergelaten en zijn vertrokken. Anders dan de raadsvrouw meent, kan uit de verklaringen van [B] en [A] worden opgemaakt dat aan de hand van deze gegevens werd nagegaan of zij kiesgerechtigd waren ([B] verklaarde
“He took all of our information.”; [A] verklaarde:
“We asked [people] where they live, address, and try to convince them to vote for the [politieke partij]. […] The purpose of taking the information [was] […] to see if they were registered in the voting system and if they were eligible to vote.”). De verdachte was kiesgerechtigd.
BESLISSING
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
een geldboete van NAf 300,-- (driehonderd gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
6 (zes) dagen.