ECLI:NL:OGHACMB:2017:204

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
100.00192/16 en H 161/2016
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting, beroving en mishandeling van meerdere slachtoffers in Sint Maarten

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting, beroving en mishandeling. De verdachte, geboren in 1986 en woonachtig in Anguilla, was eerder al veroordeeld voor vergelijkbare delicten en had in een periode van drie maanden verschillende vrouwen in Sint Maarten aangevallen. De feiten omvatten onder andere de verkrachting van een 62-jarige vrouw, de mishandeling van een 66-jarige vrouw, en de verkrachting van een 19-jarige vrouw. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren, een beslissing die door de procureur-generaal werd ondersteund. Tijdens de zittingen in hoger beroep werd de bewijsvoering uitgebreid besproken, waarbij de verklaringen van de slachtoffers en de resultaten van forensisch onderzoek cruciaal waren. Het Hof kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten, en bevestigde de straf van 12 jaren gevangenisstraf. Tevens werden schadevergoedingen aan de benadeelde partijen toegewezen, waarbij het Hof oordeelde dat de slachtoffers recht hadden op een gelijke vergoeding voor immateriële schade, gezien de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte werd ook verplicht tot betaling van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, met wettelijke rente.

Uitspraak

Strafzaken over 2017 | AV
Datum uitspraak: 11 juli 2017
Zaaknummer: H 161/2016
Parketnummer: 100.00192/16
Tegenspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 2 november 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam van de verdachte],

geboren op [een datum in het jaar] 1986 in Sint Maarten,
wonende te Anguilla, thans alhier gedetineerd.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 oktober 2016, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 7 juni 2017 in Sint Maarten, voortgezet op 20 juni 2017 in Curaçao met behulp van een directe beeld- en geluidsverbinding met Sint Maarten.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. J. Spaans, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Hart, naar voren is gebracht. Verder heeft het Hof kennisgenomen van de toelichting die mr. G. Hatzmann, advocaat van de benadeelde partijen [A] en [B], heeft gegeven op de vorderingen tot schadevergoeding.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen onder aanvulling van de bewijsmiddelen.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 5 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest. Verder zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [A] en [B] toegewezen tot bedragen van respectievelijk NAf 15.000,-- en NAf 10.000,--, in beide gevallen met oplegging aan de verdachte van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot zijn de in beslag genomen plastic zakjes met marihuana onttrokken aan het verkeer en is ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen de teruggave aan de verdachte c.q. de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het de beslissingen betreft ten aanzien van het onder 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring van het ten laste gelegde dan het Gerecht in eerste aanleg. Bovendien zal het Hof de bewijsvoering aanvullen en een andere beslissing nemen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [B]. Het vonnis waarvan beroep kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:

Feit 2

hij op of omstreeks 27 februari 2016, in Sint Maarten door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A],
hebbende hij, verdachte, zijn penis en/of zijn vinger in de anus en/of de vagina van die [A] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en welk geweld of die andere feitelijkheden en/of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, (telkens) opzettelijk:
  • met kracht die [A] heeft geslagen op haar (rechter)schouder;
  • een mes tegen en/of op de (linker) schouder van die [A] heeft gezet en/of gericht;
  • dreigend te zeggen: “I am going to kill you if you don’t give me money”;
  • dreigend te zeggen: “I am going to kill you if you scream”;
  • dreigend te zeggen: “take off your clothes”;
  • het shirt van die [A] met een mes kapot te scheuren/snijden;
  • met kracht die [A] tegen de grond te duwen’
en/of (aldus) voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

Feit 3

hij op of omstreeks 27 februari 2016, in Sint Maarten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen USD $ 2,00 in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit:
  • met kracht die [A] te slaan op haar (rechter)schouder;
  • een mes tegen en/of op de (linker) schouder van die [A] te zetten en/of te richten;
  • een mes in de (linker)schouder van die [A] te duwen en/of te steken;
  • dreigend te zeggen: “I am going to kill you if you dont’ give me money”;
  • (telkens) dreigend te zeggen: “I am going to kill you if you scream”;
tengevolge van welk bovenomschreven feit [A] lichamelijk letsel, te weten een snee in de (linker) schouder heeft bekomen;

Feit 4

hij op of omstreeks 27 april 2016, in Sint Maarten, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [B] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [B], hebbende verdachte:
  • met kracht de broek van die [B] naar beneden getrokken;
  • (dreigend) tegen die [B] te zeggen dat ze op haar knieën moest;
  • zijn penis in de mond van die [B] gebracht en/of geduwd en/of gehouden terwijl hij het hoofd van die [B] vasthield en/of voren en naar achter bewoog;
  • die [B] optilt en haar voorover gebogen;
  • de vagina van die [B] gezogen en/of gelikt;
  • (dreigend) tegen die [B] zeggen dat ze op haar rug moest gaan liggen;
  • met kracht geprobeerd de benen van die [B] uit elkaar te spreiden;
  • de broek van [B] van haar enkels weg te rukken;
  • zijn penis in de vagina van die [B] gebracht en/of geduwd en/of gehouden;
  • zijn vinger in de vagina van die [B] gebracht en/of geduwd en/of gehouden;
en welk geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, (telkens) opzettelijk die [B] heeft gewurgd en/of zijn handen om de nek van die [B] heeft gehouden, en (dreigend) tegen die [B] te zeggen: “donn’t look at me, or try to make any funny move, or scream or else I will slit your throat” en/of (aldus) voor die [B] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

Feit 6

hij op of omstreeks 27 februari 2016, in Sint Maarten, opzettelijk mishandelend
[C], meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in en/of tegen de mond heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan die [C] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

Feit 7

hij op of omstreeks 27 maart 2016, in Sint Maarten, opzettelijk mishandelend
[D], (telkens) (met kracht) aan de haren heeft getrokken en/of (telkens) (met kracht) tegen het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, tengevolge waarvan die [D] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3, 4, 6 en 7 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:

Feit 2

hij op
of omstreeks27 februari 2016, in Sint Maarten door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)en
/ofdoor bedreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[A] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een)handeling
(en
)die
(mede)bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A],
hebbende hij, verdachte, zijn penis en
/ofzijn vinger in de
anus en/ofde vagina van die [A] gebracht en
/ofgeduwd en
/ofgehouden,
en welk geweld
of die andere feitelijkhedenen
/ofwelke bedreiging met geweld
of die andere feitelijkhedenhierin
heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
(telkens
)opzettelijk:
  • met kracht die [A] heeft geslagen op haar
  • een mes tegen
  • dreigend
  • dreigend
  • dreigend
  • het shirt van die [A] met een mes kapot
  • met kracht die [A] tegen de grond
en
/of (aldus
)voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

Feit 3

hij op
of omstreeks27 februari 2016, in Sint Maarten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen USD $ 2,00
,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [A],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk
erte maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestonden uit:
  • hetmet kracht
    slaan vandie [A] op haar
    (rechter
    )schouder;
  • het zettenen/of richtenvaneen mes tegen
    en/of opde
    (linker
    )schouder van die [A];
  • hetduwen en/ofsteken vaneen mes in de
    (linker
    )schouder van die [A];
  • hetdreigend zeggen: “I am going to kill you if you dont’ give me money”;
  • het(telkens)dreigend zeggen: “I am going to kill you if you scream”;
ten gevolgevan welk bovenomschreven feit [A] lichamelijk letsel, te weten een snee in de
(linker
)schouder
,heeft bekomen;

Feit 4

hij op
of omstreeks27 april 2016, in Sint Maarten, door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)en
/ofdoor bedreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[B] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een)handeling
(en
)die
(mede
)bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [B], hebbende
hij,verdachte:
  • met kracht de broek van die [B] naar beneden getrokken;
  • (dreigend
    )tegen die [B]
    gezegddat ze op haar knieën moest;
  • zijn penis in de mond van die [B]
  • die [B]
  • de vagina van die [B] gezogen
  • (dreigend
    )tegen die [B]
    gezegddat ze op haar rug moest gaan liggen;
  • met krachtgeprobeerd de benen van die [B] uit elkaar te spreiden;
  • de broek van [B] van haar enkels
  • zijn penis in de vagina van die [B]
  • zijn vinger in de vagina van die [B]
en welk geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en)en
/ofwelke bedreiging met geweld
en/of die andere feitelijkhe(i)d(en)hierin
heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
(telkens
)opzettelijk
die [B] heeft gewurgd en/ofzijn handen om de nek van die [B] heeft gehouden en
(dreigend
)tegen die [B]
heeft gezegd: “
don’tlook at me, or try to make any funny move, or scream
,or else I will slit your throat” en
/of (aldus
)voor die [B] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

Feit 6

hij op
of omstreeks27 februari 2016, in Sint Maarten, opzettelijk mishandelend
[C],
meermalen, althans eenmaal, (met kracht
) in en/oftegen de mond heeft geslagen
en/of gestompt,
ten gevolgewaarvan die [C] letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;

Feit 7

hij op
of omstreeks27 maart 2016, in Sint Maarten, opzettelijk mishandelend
[D],
(telkens) (met kracht)aan de haren heeft getrokken en
/of (telkens) (met kracht
)tegen het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen en
/of gestompt en/ofgeschopt,
ten gevolgewaarvan die [D] letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten dan wel omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof kan zich grotendeels verenigen met de door het Gerecht in eerste aanleg gemaakte selectie van de bewijsmiddelen. Het Hof neemt de bewijsmiddelen over, verwijst daarnaar en legt deze ten grondslag aan zijn bewezenverklaring.
Het Hof grondt het onder 2 en 3 bewezen verklaarde voorts op de volgende bewijsmiddelen:
* Proces-verbaal van bevinding bekijken van videobeelden d.d. 11 mei 2016
(geregistreerd onder documentcode 1605111300.AMB), voor zover inhoudende:
“Op zaterdag 27 februari 2016 deed [A] aangifte.
Bij het bekijken van de beelden van de beveiligingscamera van [juwelierswinkel], gevestigd aan [adres 1], die betrekking hadden op zaterdag 27 februari 2016, zag ik, verbalisant [verbalisant 1], het navolgende.
Omstreeks 05:59:22 uur zag ik een voor mij onbekende man die liep op de [naam pier]. Vervolgens rende hij in de richting van [adres 1]. Bedoelde man heeft een lichtbruine huidskleur en hij was gekleed in een zwart T-shirt met een korte broek. Hij droeg zwarte sportschoenen en een kledingstuk, lijkende op een muts, op zijn hoofd.
Noot: Signalement van de bedoelde man, die in de richting van [adres 1] rende, komt overeen met de verklaring van de aangeefster.
Op woensdag 11 mei 2016, omstreeks 09:00 uur heb ik, samen met de aspirant [verbalisant 2], de bovengenoemde beelden wederom bekeken. [Verbalisant 2] herkende de man die aan het rennen was, als de verdachte genaamd [naam van de verdachte].
Op woensdag 11 mei 2016, omstreeks 10:30 werd aangeefster ontboden aan de wacht, zodat zij nader verhoord kon worden. Op dezelfde dag omstreeks 11:00 uur verscheen zij aan de politiewacht te Philipsburg. Aldaar heeft zij de beelden samen met mij, verbalisant, bekeken. Zij verklaarde dat de bedoelde man die aan het rennen is, lijkt op de man die haar heeft aangevallen en verkracht.”
* Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, zakelijk weergegeven inhoudende:
“Ten aanzien van de twee feiten betrekking hebbende op de aangeefster [A] heb ik reeds verklaard. Die dag (het Hof: 27 februari 2016) was ik op Sint Maarten.” [1]
Het Hof grondt het onder 4 bewezen verklaarde tot slot op de volgende inhoud van het proces-verbaal van aangifte [B] d.d. 27 april 2016 (geregistreerd onder documentcode 1604271230):
“I felt him lift me up.”
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 en 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de herkenning van de verdachte door aangeefster onvoldoende betrouwbaar is te achten.
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster [A] heeft op de dag van het gebeuren, 27 februari 2016, aangifte gedaan van verkrachting en daarin een signalement gegeven van de dader. Vervolgens hebben de politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de beschikbare camerabeelden bekeken, waarbij laatstgenoemde een rennende man die voldeed aan het opgegeven signalement herkende als de verdachte. Eerst daarna zijn de camerabeelden getoond aan aangeefster. De aangeefster heeft toen een genuanceerde verklaring afgelegd: de rennende man lijkt op de man die haar heeft verkracht. Bij de daaropvolgende fotoconfrontatie was zij resoluut: de man op foto nummer 3 is de man die haar heeft verkracht. Zij heeft daarbij verklaard hem te herkennen aan zijn ogen. Op foto nummer 3 is het gezicht van de verdachte afgebeeld. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan aan deze herkenning zou moeten worden getwijfeld. Integendeel, de omstandigheden dat aangeefster met de dader oog in oog heeft gestaan en dat aangeefster de verdachte vervolgens aan zijn ogen heeft herkend, sterkt het Hof in zijn overtuiging dat de herkenning van aangeefster als betrouwbaar moet worden aangemerkt.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat gegronde reden bestaat om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen. De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar seks met aangeefster heeft gehad, maar dat dit met haar instemming is gebeurd.
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Evenals het Gerecht in eerste aanleg is het Hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen op grond waarvan aan de verklaring van de aangeefster [B] zou moeten worden getwijfeld. Zij werd op de dag van het gebeuren, 27 april 2016, door politieagent [verbalisant 3] huilend aangetroffen op [adres 2]. Zij heeft toen desgevraagd verklaard dat een onbekende man haar van achter had vastgegrepen, haar in een steeg heeft getrokken en haar vervolgens heeft verkracht. [2]
Eenmaal overgebracht naar de hoofdpolitiewacht heeft zij aangifte gedaan en een uitgebreide verklaring afgelegd. Ook heeft een forensisch arts een medisch forensisch sporenonderzoek uitgevoerd. In en aan het lichaam, onder meer bij haar linker tepel en haar schaamlippen, werden monsters genomen. [3] Van de bemonstering bij de linker tepel is een DNA-hoofdprofiel verkregen, dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Van de bemonstering bij de schaamlippen/vagina is een DNA-mengprofiel van twee personen verkregen, dat matcht met de DNA-profielen van respectievelijk aangeefster en de verdachte.
Tegenover deze belastende omstandigheden staat de verklaring van de verdachte dat hij aangeefster kent en dat hij ‘consensuele seks’ met haar heeft gehad. De verdachte heeft hierover echter pas verklaard nadat hij werd geconfronteerd met de DNA-resultaten, terwijl hij in zijn verklaringen bovendien niet consistent is geweest. Zo heeft hij in hoger beroep een nieuw detail naar voren gebracht: het zou zijn neef zijn geweest die het telefoonnummer van aangeefster heeft gehad en via hem zou het contact hebben plaatsgevonden. In eerste aanleg had hij nog verklaard dat hij haar zelf een sms-bericht had gestuurd. Het Hof hecht, gelet op het geheel van omstandigheden, geen geloof aan de verklaring van de verdachte.
De raadsman heeft ook ten aanzien van het onder 6 en 7 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de herkenningen van de verdachte bij de gehouden fotoconfrontaties niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt.
Ook dit verweer slaagt niet. In de fotoconfrontaties zijn twee foto’s opgenomen van mannen met een blauw oog, waarvan één met verband om zijn hoofd. Uit het dossier blijkt niet dat de slachtoffers ervan op de hoogte waren dat de verdachte gewond is geraakt bij zijn aanhouding. De raadsman kan worden toegegeven dat aan de fotocombinatie opvalt dat twee foto's mannen met een blauw oog tonen en de overige foto's mannen zonder blauw oog, maar dat maakt nog niet dat de resultaten van de fotoconfrontatie als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 2 en 4 bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt telkens als volgt gekwalificeerd:

Verkrachting

Het onder 3 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:291, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijker te maken.
Het onder 6 en 7 bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:273, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt telkens als volgt gekwalificeerd:

Mishandeling.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van deze bewezen verklaarde feiten uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf
Bewezen is verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee verkrachtingen, een diefstal met geweld en twee mishandelingen.
Het Gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte voor deze feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren.
De procureur-generaal heeft zich achter deze vordering geschaard.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het Hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft vorig jaar in drie maanden tijd meerdere vrouwen zonder enige aanleiding op straat aangevallen. In de vroege ochtend van 27 februari 2016 heeft hij een 62-jarige vrouw beroofd en verkracht. Een paar uur later heeft hij een 66-jarige vrouw mishandeld.
Op 27 maart 2016 deed hij datzelfde bij een 35-jarige vrouw. Op 27 april 2016 heeft hij opnieuw toegeslagen; hij heeft toen een 19-jarige vrouw een steegje ingetrokken en op grove wijze verkracht. Hij heeft met deze gedragingen op veelal grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. De verdachte heeft zich blijkbaar slechts laten leiden door zijn eigen (seksuele) (lust)gevoelens en er is niet gebleken dat hij op enig moment heeft stilgestaan bij de gevoelens van en de gevolgen voor de slachtoffers. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten, met name van de verkrachtingen, hiervan niet zelden zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Het Hof rekent de verdachte dit zwaar aan.
De verdachte was, toen hij deze feiten pleegde, iets meer dan een jaar op vrije voeten. Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van het eiland Anguilla volgt dat hij op 16 maart 2009 wegens verkrachting is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren; in de toelichting daarbij is vermeld dat hij in november 2014 is vrijgelaten. De verdachte is, blijkens datzelfde uittreksel, ook eerder veroordeeld voor een geweldsdelict en verschillende vermogensdelicten. De volgende toelichting is gegeven:
“[De verdachte] has been known to the Royal Anguilla Police since 2002. (…)
[De verdachte] has been in and out of her majesty’s prison for the past ten years. He initially started out with minor thefts and non-violent crimes which over the years escalated.
From 2007 his modus operandi turned to house breaking, aggravated burglary and rapes where he targeted private villas and tourist as his victims. He would carry out these acts on several nearby locations in one night, sometimes three or four within five hours. In 2007 he was arrested and charged for robbery, rape and burglary. In 2009 he was sentenced to eight years in prison for rape (…).”
Uit een over de verdachte opgemaakt psychologisch rapport komt naar voren dat de feiten de verdachte volledig moeten worden toegerekend en dat de kans op recidive als hoog moet worden ingeschat.
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat het Gerecht in eerste aanleg tekort is geschoten bij de toepassing van de samenloopregeling. Hij heeft in dat verband de vraag opgeworpen in hoeverre de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren zich verhoudt tot de vrijspraken die zijn gevolgd. Het Hof wijst er in dat verband op dat de eis van de officier van justitie, die uitging van een vrijspraak minder dan waartoe het Gerecht in eerste aanleg had beslist, een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren was.
Het Hof is, gelet op al het voorgaande, met de procureur-generaal van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf is geïndiceerd en dat de door het Gerecht in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Het Hof kan zich ook vinden in de beslissingen die het Gerecht in eerste aanleg ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft genomen. Het Hof verwijst naar hetgeen daartoe is overwogen en neemt de beslissingen over.
Vordering benadeelde partijen
Aangeefsters [A] en [B] hebben zich als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd. Zij hebben allebei in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van NAf 19.908 te vermeerderen met de wettelijke rente. Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering van aangeefster [A] toegewezen tot een bedrag van NAf 15.000,-- en de vordering van aangeefster [B] tot een bedrag van NAf 10.000,--, telkens met wettelijke rente. De benadeelde partijen hebben zich allebei in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het niet toegewezen gedeelte.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de procureur-generaal en de raadsman is het Hof met de advocaat van de benadeelde partijen van oordeel dat onvoldoende aanleiding bestaat om een verschil te maken in de hoogte van de schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De benadeelde partijen zijn allebei verkracht door de verdachte. Er is weliswaar verschil in de wijze van verkrachting en ook is bij de een bewezen verklaard dat zij van een geldbedrag is beroofd en bij de ander niet, maar noch het ene verschil, noch het andere rechtvaardigt een verschil in de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade.
Het Hof is, mede gelet daarop, tot de conclusie gekomen dat zowel de benadeelde partij [A], als de benadeelde partij [B] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (respectievelijk het onder 2 en 3 bewezen verklaarde, en het onder 4 bewezen verklaarde) in elk geval recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade tot een bedrag van NAf 15.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente. De verdachte is tot vergoeding van die bedragen gehouden, zodat beide vorderingen tot dat bedrag toewijsbaar zijn.
De vordering van de benadeelde partijen is naar het oordeel van het Hof voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partijen zullen daarom voor dat gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de eventueel nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging.
Het Hof ziet verder aanleiding om ter zake van beide vorderingen aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:58, 1:62, 1:74, 1:76, 1:78 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht als volgt;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen plastic zakjes met marihuana;
gelast de teruggave aan de verdachte van twee zwarte sneakers van het merk [merk], een zwarte pet met aan de voorzijde [naam], een zwarte sok en een witte [telefoon];
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van een goudkleurige ketting [ketting 1] en een goudkleurige ketting [ketting 2];
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [A] geleden schade toe tot een bedrag van NAf 15.000,-- (zegge: vijftienduizend gulden), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2016 tot en met de dag der voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij [A] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [A] gemaakte kosten, tot op heden begroot op nihil, en in de alsnog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [A] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van NAf 15.000,-- (zegge: vijftienduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 180 (honderdtachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2016 tot en met de dag der voldoening;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [B] geleden schade toe tot een bedrag van NAf 15.000,-- (zegge: vijftienduizend gulden), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 april 2016 tot en met de dag der voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij [B] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [B] gemaakte kosten, tot op heden begroot op nihil, en in de alsnog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [B] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van NAf 15.000,-- (zegge: vijftienduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 180 (honderdtachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2016 tot en met de dag der voldoening;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door mrs. T.E. van der Spoel, G.C.C. Lewin en T.A.M. Tijhuis, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 11 juli 2017.

Voetnoten

1.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juni 2017, zoals op pagina 3 van het proces-verbaal van die terechtzitting is weergegeven.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 april 2016 (opgenomen als bijlage 5.6 in het dossier).
3.Proces-verbaal afname zedenset aangeefster d.d. 17 mei 2016 (opgenomen als bijlage 9.1.1 in het dossier).