Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
[naam van de verdachte],
Feit 1.
Feit 2.
Feit 3.
of omstreeks26 maart 2015
, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 maart 2015,in Sint Maarten een vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening
(1930), te weten een pistool (merk Beretta, model P X 4 Storm, kaliber 9 PARA
,(9 millimeter parabellum
),(wapennummer PZ03544) en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening
(1930), te weten 137
, in elk geval een of meer,patronen kaliber 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad.
“Vraag voor de vervaldatum een nieuwe machtiging aan, eventuele strafvervolging en inbeslagneming wordt daardoor voorkomen”. De verdachte heeft ieder jaar opnieuw een verzoek tot verlenging gedaan, maar daarop is nimmer een beslissing gevolgd. De geldigheidsduur is met het uitblijven van deze beslissingen niet verlengd. Dat een verlengingsverzoek strafvervolging en inbeslagneming kan voorkomen, staat immers niet gelijk aan het verlengen van de geldigheidsduur van de machtiging. De geldigheidsduur van de aan de verdachte verleende machtiging is dan ook op 1 januari 2013 verstreken, hetgeen betekent dat de uitzondering in artikel 3, tweede lid, sub 5, van de Vuurwapenverordening zich in dit geval niet voordoet. Het verweer van de raadsvrouw wordt in zoverre verworpen.