ECLI:NL:OGHACMB:2017:203

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
16 november 2018
Zaaknummer
100.00153/15 en H 126/2016
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging voor bezit vuurwapen en munitie door voormalig parlementslid

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, een voormalig parlementslid, was in eerste aanleg vrijgesproken van bedreiging, maar veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De procureur-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het Hof het vonnis zou bevestigen, maar het Hof oordeelde anders. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wist en redelijkerwijs ook niet behoefde te weten dat het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie op dat moment ongeoorloofd was. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was en hij werd ontslagen van alle rechtsvervolging. Het Hof gelastte tevens de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen pistool en de munitie.

Uitspraak

Strafzaken over 2017 | AV
Datum uitspraak: 11 juli 2017
Zaaknummer: H 126/2016
Parketnummer: 100.00153/15
Tegenspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 24 augustus 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam van de verdachte],

geboren op [een datum in het jaar] 1978 in Dominica,
wonende in Sint Maarten, [adres].
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 24 augustus 2016, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2017 in Sint Maarten, voortgezet op 20 juni 2017 in Curaçao met behulp van een directe beeld- en geluidsverbinding met Sint Maarten.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. J. Spaans, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest. Voorts zijn het in beslag genomen pistool en de in beslag genomen patronen onttrokken aan het verkeer.
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, aangezien dat niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is laste gelegd dat:

Feit 1.

hij op of omstreeks 11 juni 2012 te Philipsburg, in elk geval in Sint Maarten, [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk genoemde [A] dreigend de woorden toegevoegd: “I will fucking kill you, I kill you, I fucking shoot you, if I had my gun I fucking kill you”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

Feit 2.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 november 2012 tot en met 23 november 2012 te Philipsburg, in elk geval in Sint Maarten, meermalen, althans eenmaal, [B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar (telkens) opzettelijk genoemde [B] dreigend de woorden toegevoegd:
- “ “I have a gun on me” en/of “I have to carry this to protect myself. If anybody mess with me I will deal with him”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of ((nagenoeg) tegelijkertijd) zijn, verdachtes, shirt omhoog gedaan en/of aan die [B] een pistool en/of holster getoond,
en/of
- “ “You not fucking good, you is a fucking dirty mother Skunt. I told you don’t fucking go to the newspaper, you and Shadow man is not fucking good, and I am not going to support you, you going in my black book”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

Feit 3.

hij op of omstreeks 26 maart 2015, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 maart 2015, in Sint Maarten een vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening (1930), te weten een pistool (merk Beretta, model P X 4 Storm, kaliber 9 PARA (9 millimeter parabellum) (wapennummer PZ03544) en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening (1930), te weten 137, in elk geval een of meer, patronen kaliber 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Het Hof heeft, gelijk het Gerecht in eerste aanleg, de procureur-generaal en de raadsvrouw, niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte zal daarvan dan ook opnieuw worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks26 maart 2015
, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 maart 2015,in Sint Maarten een vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening
(1930), te weten een pistool (merk Beretta, model P X 4 Storm, kaliber 9 PARA
,(9 millimeter parabellum
),(wapennummer PZ03544) en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening
(1930), te weten 137
, in elk geval een of meer,patronen kaliber 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof kan zich verenigen met de door het Gerecht in eerste aanleg gemaakte selectie van de bewijsmiddelen. Het Hof neemt de bewijsmiddelen over, verwijst daarnaar en legt deze ten grondslag aan zijn bewezenverklaring.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat aan de verdachte in 2012 voor het voorhanden hebben van het wapen en de munitie een machtiging is verleend en dat de verdachte ieder jaar een verzoek tot verlenging heeft gedaan. Weliswaar zijn beslissingen op die verlengingsverzoeken uitgebleven, maar volgens de raadsvrouw moet het ervoor worden gehouden dat de machtiging is blijven lopen totdat op het verlengingsverzoek is beslist, nu in Sint Maarten geen duidelijk beleid bestaat omtrent de verlenging van zulke machtigingen.
Het Hof overweegt als volgt.
De raadsvrouw kan worden toegegeven dat het voorhanden van een wapen en munitie ingevolge het bepaalde in artikel 3 van de Vuurwapenverordening slechts verboden is, indien geen van de in het tweede lid opgesomde uitzonderingen zich voordoet en een van die uitzonderingen is inderdaad het geval waarin de minister van justitie aan de verdachte een algemene of bijzondere machtiging heeft verleend. Dit raakt evenwel niet de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, maar de vraag of het bewezen verklaarde strafbaar is. Ten laste gelegd is immers slechts dat hij het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad, niet dat hij dat voorhanden heeft gehad terwijl dat verboden was. Het verweer van de raadsvrouw zal dan ook worden besproken in het kader van de strafbaarheid van het bewezen verklaarde.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Vastgesteld wordt dat op 17 augustus 2012 aan de verdachte, destijds parlementslid in Sint Maarten, een machtiging is verleend voor het kalenderjaar 2012.
Deze machtiging vermeldt onder meer het volgende:
“Vraag voor de vervaldatum een nieuwe machtiging aan, eventuele strafvervolging en inbeslagneming wordt daardoor voorkomen”. De verdachte heeft ieder jaar opnieuw een verzoek tot verlenging gedaan, maar daarop is nimmer een beslissing gevolgd. De geldigheidsduur is met het uitblijven van deze beslissingen niet verlengd. Dat een verlengingsverzoek strafvervolging en inbeslagneming kan voorkomen, staat immers niet gelijk aan het verlengen van de geldigheidsduur van de machtiging. De geldigheidsduur van de aan de verdachte verleende machtiging is dan ook op 1 januari 2013 verstreken, hetgeen betekent dat de uitzondering in artikel 3, tweede lid, sub 5, van de Vuurwapenverordening zich in dit geval niet voordoet. Het verweer van de raadsvrouw wordt in zoverre verworpen.
Het bewezen verklaarde is, zowel ten aanzien van het vuurwapen als ten aanzien van de munitie, voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van dit bewezen verklaarde uitsluit. Het feit is derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Het Hof acht de verdachte niet strafbaar. Het Hof is van oordeel dat de verdachte een beroep toekomt op afwezigheid van alle schuld.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting acht het Hof het volgende aannemelijk geworden. De verdachte heeft, overeenkomstig hetgeen in Sint Maarten gebruikelijk was, voor de vervaldatum van de aan hem verleende machtiging verzocht om een verlenging van de machtiging c.q. een nieuwe machtiging te verlenen. Toen [C] van de politie hem in 2014 via de telefoon mededeelde dat hij zijn wapen moest inleveren, is de verdachte naar de minister van justitie gegaan. De minister van justitie heeft hem op dat moment gezegd dat hij de verlenging van de machtiging niet had getekend, omdat de procureur-generaal daartegen bezwaar had gemaakt. Hij heeft de verdachte gezegd dat hij er nog naar zou kijken, maar is er vervolgens niet op teruggekomen. Toen de verdachte aftrad als parlementslid, heeft hij het wapen in zijn woning opgeborgen en kennelijk niet meer bij zich gedragen.
Uit deze omstandigheden kan worden opgemaakt dat de verdachte zich heeft gewend tot de persoon die bevoegd is te beslissen op het verzoek tot verlenging van de machtiging, teneinde bij hem informatie in te winnen. Uit de ingewonnen informatie bleek niet dat zijn verzoek tot verlenging definitief was afgewezen en evenmin dat hij strafbaar zou handelen als hij het wapen in afwachting van die definitieve beslissing onder zich zou houden.
Tegen die achtergrond kan naar het oordeel van het Hof worden geconcludeerd dat de verdachte niet wist en redelijkerwijs ook niet behoefde te weten dat het voorhanden hebben van het vuurwapen op dat moment ongeoorloofd was. Redelijkerwijs mocht hij menen dat hij niet strafbaar handelde. Deze verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van het bewezen verklaarde maakt dat de verdachte daarvoor niet strafbaar is. Bijgevolg zal hij worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
In beslag genomen voorwerpen
Ten aanzien van het wapen en de munitie van de verdachte – voorwerpen die onder hem in beslag zijn genomen – overweegt het Hof als volgt. Met betrekking tot deze voorwerpen is het bewezen verklaarde begaan. Nu zij bovendien van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, zijn zij vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het Hof zal daartoe beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte niet strafbaar;
ontslaat de verdachte ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde van alle rechtsvervolging;
gelast de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen pistool van het merk Beretta en van de 137 in beslag genomen scherpe patronen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, T.A.M. Tijhuis, T.E. van der Spoel, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 11 juli 2017.