2.5De Landsverordening Algemene Rekenkamer Curaçao (AB 2010 no. 87, hierna: Lv ARC) vermeldt onder meer:
"Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Art. 1. De controle op het geldelijk en materieel beheer in de ruimste zin geschiedt - ongeacht welke vorm aan dat beheer is gegeven - voor het Land Curaçao door de Algemene Rekenkamer.
(...)
Hoofdstuk III. Rechtmatigheidsonderzoek
Art. 19. Alle personen die gelden, geldswaarden of goederen aan het Land toebehorend, dan wel gelden in 's landskas gedeponeerd onder zich hebben of die het beheer voeren over tot 's landskas behorende geldmiddelen, zijn rekenplichtig aan de Algemene Rekenkamer.
(...)
Art. 22. 1. De Algemene Rekenkamer onderzoekt:
a. het door de Ministers gevoerde financiële beheer en de jaarlijkse financiële verantwoording daarover;
b. de administraties die ten behoeve van dat beheer en die verantwoordingen worden gevoerd.
(...)
Art. 25. 1. De Algemene Rekenkamer is bevoegd voor zover zij zulks nodig acht voor het uitoefenen van haar taak door één of meer van haar leden of plaatsvervangende leden, door haar secretaris of door haar personeel, desgewenst met medewerking van door haar aangewezen deskundigen, bij alle Ministeries van het Land informatie op door haar aan te geven wijze te vorderen. (...) Zij is tevens bevoegd om aanvullende informatie te vorderen.
2. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid geldt zowel ten aanzien van alle rekenplichtigen als bedoeld in artikel 19 als ten aanzien van de instellingen en rechtspersonen, bedoeld in artikel 41.
3. Alle personen, werkzaam in burelen van de openbare dienst, alle rekenplichtigen en alle personen werkzaam ten behoeve van het beheer en de administratie van de instellingen en rechtspersonen als bedoeld in artikel 41 verschaffen de inlichtingen welke de in het eerste lid bedoelde personen voor het aan hen opgedragen onderzoek nodig achten, één en ander binnen de door de Algemene Rekenkamer te stellen termijn.
(...)
Hoofdstuk IV. Doelmatigheidsonderzoek
Art. 29. 1. De Algemene Rekenkamer wijdt aandacht aan de doelmatigheid van het beheer van gelden en goederen, de organisatie en de functionering van de diensten van het Land.
2. De ministers stellen de Algemene Rekenkamer tijdig op de hoogte van de doelmatigheidsonderzoeken die zij doen instellen en van de resultaten daarvan.
3. De artikelen 24 en 25 zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk V. Overige taken en bevoegdheden
§1 Algemeen
Art. 30. 1. De Staten kunnen de Algemene Rekenkamer verzoeken om bepaalde onderzoeken in te stellen, voor zover de aard van de werkzaamheden van de Algemene Rekenkamer dit toelaat.
2. Indien de Algemene Rekenkamer voldoet aan dit verzoek, bedoeld in het eerste lid, vermeldt zij haar bevindingen en haar oordeel als resultaat van het onderzoek in een rapport, alsmede in het in artikel 37 bedoelde verslag.
(...)
Art. 35. Indien de zorg voor de administratie aan een derde wordt uitbesteed, is de Algemene Rekenkamer bevoegd mede aan de hand van de administratie van de betrokken derde dan wel bij degene die de administratie in opdracht van die derde voert een onderzoek in te stellen, waarbij het bepaalde in artikel 25, eerste en vijde lid, van overeenkomstige toepassing is.
(...)
Art. 41. 1. Alle instellingen en rechtspersonen, in het genot van subsidie ten laste van het Land of het beheer voerend over gelden of goederen, vanwege het Land verstrekt, doen aan de Algemene Rekenkamer periodieke overzichten van het gehele geldelijk beheer en van de vermogenstoestand, zodra deze ter beschikking zijn, toekomen. Andere ter zake van beheer of de organisatie uitgebrachte rapporten, memoranda, en eventueel andere stukken welke voor de beoordeling van het functioneren der vorenbedoelde lichamen van belang zijn, worden op eerste vordering van de Algemene Rekenkamer overgelegd.
2. Dezelfde verplichting bestaat eveneens voor instellingen en rechtspersonen, bij het beheer waarvan het geldelijk belang van het Land rechtstreeks of zijdelings is betrokken.
3. (...)
Hoofdstuk VI. Toezicht
Art. 48. 1. De Algemene Rekenkamer is bevoegd door één of meer van haar leden respectievelijk plaatsvervangende leden, door haar secretaris of door haar personeel, alle plaatsen, niet zijnde woningen, te doen betreden, waarvan betreding naar haar oordeel voor het uitoefenen van haar taak nodig is.
2. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het eerste lid, verschaft met behulp van de sterke arm."