Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
[de verdachte A],
wonende in Tilburg, Nederland,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de verdachte, samen met haar moeder en vriendin, werd veroordeeld voor het smokkelen van ongeveer 14 kilogram cocaïne van Aruba naar Engeland. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld en vorderde een zwaardere straf van 36 maanden. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de verdachte en haar medeverdachten een nauwe samenwerking hadden bij de drugssmokkel, waarbij zij vooraf afspraken maakten over de rolverdeling en de hoeveelheid cocaïne die zij zouden smokkelen. Het Hof heeft de bewijsvoering van de eerste aanleg bevestigd, maar voegde een bewijsoverweging toe en besloot over de in beslag genomen voorwerpen. Het Hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat er meer cocaïne in de koffers zat dan afgesproken, wat leidde tot voorwaardelijk opzet. Uiteindelijk bevestigde het Hof het vonnis van de eerste aanleg, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van de zaak, en gelastte de verbeurdverklaring van de rolkoffers en de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.