ECLI:NL:OGHACMB:2017:185

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
H- 32/2017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire inzake woninginbraak en poging tot woninginbraak

Op 12 oktober 2017 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die eerder was vrijgesproken voor enkele tenlastegelegde feiten, maar in hoger beroep werd veroordeeld voor woninginbraak en poging tot woninginbraak. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 november 2016 op het eiland Bonaire, waar de verdachte verschillende goederen heeft weggenomen uit woningen. De procureur-generaal vorderde bevestiging van het vonnis van de eerste aanleg, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van inconsistenties in getuigenverklaringen. Het Hof heeft de vordering van de procureur-generaal gehonoreerd en het vonnis van de eerste aanleg bevestigd, met uitzondering van de strafmaat. Het Hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige misdrijven die de persoonlijke levenssfeer van de bewoners aantasten en gevoelens van onveiligheid veroorzaken. De verdachte had geen inzicht getoond in de ernst van zijn daden, wat leidde tot de beslissing om een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Strafzaken over 2017 Vonnis no.
Datum uitspraak: 12 oktober 2017 MC
Zaaknummer: H- 32/2017
Parketnummer: 400.00292/16
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
STRAFVONNIS
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, van 7 april 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum][geboortejaar] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring in Bonaire.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 1 februari 2017 en 7 april 2017, zoals daarvan blijkt uit de
processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 1 juni 2017, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, en 21 september 2017 in Bonaire.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw,
mr. M.M.A. van Lieshout, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1b en 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1a, 3 primair en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betreft de beslissing ten aanzien van het onder 1a, 3 en 4 tenlastegelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, ten laste gelegd:
Feit 1a
dat hij op of omstreeks 10 november 2016, althans in of omstreeks de maand november 2016, op het eiland Bonaire, in/uit een woning, gelegen op/aan/te [adres] alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, verschillende goederen waaronder;
-een laptop plus bijbehorende lader, en/of
-een legergroene heuptas met opschrift USA, en/of
-een digitale fotocamera, en/of
-een verrekijker, en/of
-twee oude mobiele telefoons van de merken Nokia en Blu,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of zijn vriendin [slachtoffer 2],
althans aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte;
Feit 3
Primair:
dat hij op of omstreeks 10 november 2016, althans in of omstreeks de maand november 2016, op het eiland Bonaire, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, uit een woning, [adres 1], gelegen op/aan/te [naam straat ], weg te nemen (een) goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, en/of verbreking, en/of inklimming,
-het raam/de ruit, in ieder geval het glas van de voordeur heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het voorgaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
subsidiair:
dat hij op of omstreeks 10 november 2016, althans in of omstreeks de maand november 2016, op het eiland Bonaire, opzettelijk en wederrechtelijk, het raam/de ruit, in ieder geval het glas van de voordeur, geheel of ten dele toebehorende aan meneer [slachtoffer 3 ] en/of het glas van de voordeur, geheel of ten dele toebehorende aan meneer [slachtoffer 3 ] en/of zijn vrouw, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk, die/dat raam/ruit/glas/deur stuk/kapot te maken;
Feit 4
dat hij op of omstreeks 10 november 2016, althans in of omstreeks de maand november 2016, op het eiland Bonaire, in /uit een woning, gelegen op/aan/te kaya [adres 2 ], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, verschillende goederen (zoals gedetailleerd beschreven in het “overzicht weggenomen goederen”), waaronder;
-telefoonkaarten ter waarde van tenminste 576 USD en/of
-wisselgeld ter waarde van tenminste 500 USD, en/of
-een blauw geldetui van de RBC met de naam [naam 1 ] erop, met de inhoud van 500 USD aan telefoonkaarten, 300 USD aan wisselgeld en 50 USD aan postzegels, in ieder geval een totale waarde van 850 USD, en/of
-een bedrag van 675 Euro en 175 USD aan contant geld, en/of
-contant geld bestaande uit tussen de 15 -2 dollar biljetten, en/of
-een stapel buitenlandse valuta en een stapel visitekaartjes, en/of
-een cameratas, en/of
-Samsung telefoon,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4 ] en/of zijn vriendin [slachtoffer 2], althans aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of die/dat goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan en onder aanvulling van de bewijsoverwegingen, voor zover ingegeven door de behandeling in hoger beroep.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 3 en 4, omdat niet buiten twijfel kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die deze feiten heeft gepleegd. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de door de aangever [slachtoffer 3 ] (feit 3) en de getuige [getuige ] (feit 4) aangegeven kledingsignalementen van de verdachte niet overeenkomen, terwijl deze feiten op dezelfde dag en vlak na elkaar zijn gepleegd. De verklaringen van de getuigen dat de verdachte bij de woningen door hen zou zijn gesignaleerd ten tijde van de inbraken is - gelet hierop - onbetrouwbaar, aldus de raadsvrouw.
Het Hof verwerpt dit verweer en overweegt als volgt. Uit de verklaring van [getuige ] blijkt dat hij de verdachte heeft gezien bij de woning te Kaya [adres 2 ] toen daar getracht werd in te breken en dat hij de verdachte bij zijn aanhouding aan zijn gezicht heeft herkend. Verder zijn de goederen van aangever [slachtoffer 4 ] aangetroffen op de plek waar de verdachte zich schuilhield. De aangever [slachtoffer 3 ] verklaart de verdachte te hebben gezien bij zijn woning te [adres 1 ] en met hem te hebben gesproken toen er op dezelfde avond daar werd ingebroken. Aan [slachtoffer 3 ] werden foto’s getoond van de aanhouding van de verdachte alsmede een facebookprofielfoto van de verdachte. [slachtoffer 3 ] verklaart de persoon op die foto’s met 100% zekerheid te herkennen als degene die hij bij zijn woning aantrof. Naar het oordeel van het Hof staat hiermee voldoende vast dat het de verdachte is geweest die zich bij die woningen in kwestie bevond ten tijde van de delicten. Dat de kledingsignalementen niet overeenkomen, maakt dat niet anders nu het niet onaannemelijk is dat de verdachte zich tussentijds heeft ontdaan van het grijze sweatshirt dat hij aanvankelijk droeg. Ook het kleurverschil met betrekking tot het t-shirt dat de verdachte bij zijn aanhouding droeg doet niet af aan eerdergenoemd oordeel, nu de kleuren rood en oranje in bepaalde gevallen zo dicht bij elkaar liggen dat vergissing in aanduiding daarvan voor de hand ligt. Het Hof stelt aan de hand van de foto’s van de aanhouding van de verdachte vast dat lastig te zeggen valt of zijn shirt rood of oranje is. [1]
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak, een poging daartoe en diefstal uit een woning. Dergelijke misdrijven brengen niet alleen de nodige materiele schade en overlast met zich maar maken tevens inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners en zorgen bovendien voor gevoelens van onveiligheid bij hen. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat de verdachte dit gevoel van veiligheid heeft aangetast. De verdachte heeft ter terechtzitting op geen enkele wijze getoond dat hij het laakbare van zijn handelen inziet.
Gelet op de aard en ernst van het handelen van de verdachte is het Hof van oordeel dat slechts een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt.
Het Hof houdt ten nadele van de verdachte rekening met de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden veelvuldig ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het Hof houdt bij het vaststellen van de strafmaat – in het belang van een consistente straftoemeting – hiernaast rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden passend en geboden.
BESLISSING
Het Hof:
bevestigt, met aanvulling van de bewijsoverweging zoals hierboven overwogen, het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, van 7 april 2017, behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht als volgt;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de 24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, T.E. van der Spoel en A.J. Martijn, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Bonaire uitgesproken op 12 oktober 2017.
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
EXTRACTVONNIS no.
Uitspraak :
12 oktober 2017
Zaaknummer : H- 32/2017
Parketnummer : 400.00292/16
Vonnis gewezen : op tegenspraak
Naam :
[VERDACHTE]
Geboortedatum en -plaats : [geboortedatum][geboortejaar] in [geboorteplaats]
Woonplaats : [woonplaats]
Gedetineerd : ja

Kwalificatie:

feit 1a:
diefstal in een woning bij een ander in gebruik, door iemand die daar opzettelijk en wederrechtelijk vertoeft,
strafbaar gesteld bij artikel 324a, eerste lid, jo artikel 323 van het Wetboek van Strafrecht BES;
feit 3 primair:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij de artikelen 324 jo 323 en 47 van het Wetboek van Strafrecht BES;
feit 4:
diefstal in een woning, bij een ander in gebruik, door iemand die daar opzettelijk en wederrechtelijk vertoeft, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 324a jo de artikelen 323 en 324 van het Wetboek van Strafrecht BES.

Uitspraak:

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onherroepelijk op: (datum open laten)
wegens verstrijken termijn cassatieberoep.
wegens intrekking cassatieberoep.
na verwerping cassatieberoep door de Hoge Raad.
na niet-ontvankelijk verklaring cassatieberoep door de Hoge Raad
Willemstad,
De griffier,
v.d.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland d.d. 5 december 2016, onderzoek “Den Moines”, pagina 22 e.v (p. 26).