ECLI:NL:OGHACMB:2017:181

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
H- 16/12
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en poging tot doodslag met vuurwapenbezit op Bonaire

Op 12 oktober 2017 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van doodslag, poging tot doodslag en illegaal vuurwapenbezit. De zaak betreft een schietincident op 5 juni 2011 op het eiland Bonaire, waarbij de verdachte, na een eerdere mishandeling van zijn broer door de slachtoffers, met een vuurwapen naar de woning van de slachtoffers ging en hen neerschoot. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk met een pistool schoten heeft gelost op de slachtoffers, waarbij één slachtoffer, [slachtoffer 1], is overleden en het andere slachtoffer, [slachtoffer 2], ernstig gewond raakte. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, maar het Hof heeft geoordeeld dat zijn handelingen niet als verdedigend, maar als aanvallend kunnen worden gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaren, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan na een uitgebreide procesgang, waarin de verdachte eerder al was veroordeeld en de zaak meerdere keren was terugverwezen door de Hoge Raad.

Uitspraak

Strafzaken over 2017 Vonnis no.
Datum uitspraak: 12 oktober 2017 MC
Zaaknummer: H- 16/12
Parketnummer: 400.00161/11/BES 161/11/B
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
STRAFVONNIS
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, van 25 januari 2012, na terugwijzing door de Hoge Raad,
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum][geboortejaar] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN), locatie Bonaire.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 21 september 2011, 15 november 2011, 11 januari 2012 en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 4 mei 2012 en 23 augustus 2012, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek - na de eerste terugwijzing door de Hoge Raad op 23 september 2014 - op de terechtzittingen in hoger beroep van 12 februari 2015, 11 juni 2015, 4 september 2015 en 27 november 2015, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, evenals van het onderzoek - na de tweede terugwijzing door de Hoge Raad op 21 maart 2017 - op de terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2017.
In eerste aanleg is de verdachte bij vonnis van 25 januari 2012 ter zake van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft bij vonnis van 13 september 2012 – met vernietiging van het vonnis in eerste aanleg – de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft tegen dit vonnis cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 23 september 2014 voormeld vonnis vernietigd, met terugwijzing van de zaak naar het Hof. Bij vonnis van 17 december 2015 heeft het Hof
- met vernietiging van het vonnis in eerste aanleg - de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 primair vrijgesproken en ter zake van het onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft tegen dit vonnis cassatie ingesteld. Het beroep in cassatie was niet gericht tegen de vrijspraak van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 21 maart 2017 voormeld vonnis vernietigd - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - met terugwijzing van de zaak naar het Hof, opdat de zaak, wat betreft het onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3, op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de raadsman, mr. M. Bijkerk, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof de verdachte op het bestaande hoger beroep ter zake van het onder feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaar. Namens de verdachte is geconcludeerd tot ontslag van alle rechtsvervolging voor feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair en is een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan het oordeel van het Hof onderworpen, ten laste gelegd:
Feit 1.
Subsidiair (doodslag)
dat hij op of omstreeks
5 juni 2011, in elk geval in of omstreeks
de maand juni 2011,
op
het eiland Bonaire,
opzettelijk
[slachtoffer 1]van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk,
met een pistool althans een (vuist)vuurwapen één of meer kogel(s) afgevuurd/ geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1]één of meer (schot)wond(en) heeft bekomen,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1]is overleden;
Feit 2.
Subsidiair (poging tot doodslag)
dat hij op of omstreeks
5 juni 2011, althans in of omstreeks
de maand juni 2011
op
het eiland Bonaire,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
[slachtoffer 2]van het leven te beroven, opzettelijk,
met een pistool althans een (vuist)vuurwapen één of meer kogel(s) heeft afgevuurd/geschoten op en/of in de richting van die [slachtoffer 2], waardoor die [slachtoffer 2]één of meer (schot)wond(en) heeft bekomen,
zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Feit 3.
(vuurwapen- en munitiebezit)
dat hij op of omstreeks
5 juni 2011, in elk geval in of omstreeks
de maand juni 2011,
op
het eiland Bonaire,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, voorhanden heeft gehad
-
een pistool (van het merk Browning en/of het[wapennummer]),in elk geval een
(vuist)vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenwet BES, en/of
- een aantal kogels cq scherpe patronenin elk geval
munitiein de zin van de Vuurwapenwet BES.
Bewezenverklaring
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. subsidiair:
dat hij op
of omstreeks5 juni 2011, in elk geval in of omstreeksde maand juni 2011,
ophet eilandteBonaire,
opzettelijk
[slachtoffer 1]van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk,
met eenpistool althans een (vuist)vuurwapenéén of meerkogel(s)afgevuurd/ geschotenopen/of in de richting vandie [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1]één of meer (schot)wond(en)heeft bekomen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1]is overleden;
2. subsidiair:
dat hij op
of omstreeks5 juni 2011, althans in of omstreeksde maand juni 2011
ophet eilandteBonaire,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
[slachtoffer 2]van het leven te beroven, opzettelijk,
met eenpistool althans een (vuist)vuurwapenéén of meerkogel(s)heeft afgevuurd/geschotenopen/of in de richting vandie [slachtoffer 2], waardoor die [slachtoffer 2][slachtoffer 2] één of meer (schot)wond(en)heeft bekomen,
zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
dat hij op
of omstreeks5 juni 2011, in elk geval in of omstreeksde maand juni 2011,
ophet eilandteBonaire,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,voorhanden heeft gehad
-
eenpistool (van het merk Browning en/of het[wapennummer]),in elk gevalzijndeeen(vuist)vuurwapen,in de zin van de Vuurwapenwet BES, en
/of
- een aantal kogelscq scherpe patronen, in elk gevalzijndemunitiein de zin van de Vuurwapenwet BES
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
1. Een schriftelijk stuk, zijnde een verslag d.d. 7 juni 2011 van obductie, opgesteld door J.A. van Raalte, arts en patholoog, inhoudende de volgende bevindingen:
Op 7 juni 2011 heeft ondergetekende autopsie verricht op het lijk van [slachtoffer 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum ] 1976 en wonende te [woonplaats], [adres 2], overleden op 5 juni 2011. [slachtoffer 1]is overleden aan de gevolgen van een aantal schotwonden. Hij toonde een vijftal kogelwonden.
2. Een proces-verbaal van politie d.d. 22 juni 2011 in de wettelijke vorm en op
ambtseed opgemaakt door de opsporingsambtenaar [naam1], brigadier bij
het Korps Politie Aruba met de volgende bevindingen:
Op woensdag 8 juni 2011 nam ik foto’s van het slachtoffer [slachtoffer 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1978. Deze man werd door drie kogels geraakt. Eén in zijn gezicht en twee in het rechterdeel van zijn bovenlichaam. Gezien de schotwonden moesten de schoten van voren van het slachtoffer zijn afgevuurd.
3. Een proces-verbaal van politie d.d. 16 juni 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], brigadier bij het Korps Politie Caribisch Nederland en buitengewoon agent bij dat korps met de volgende bevindingen:
Wij hebben een sporenonderzoek ingesteld in en rondom het perceel [adres 2]. Aanleiding onderzoek: op 5 juni 2011 werden wij verzocht naar dit adres te gaan in verband met een plaats gehad hebbend schietincident. (...)
Hulzen:
-aan de buitenzijde van de woning werd een huls (onderdeel munitie) aangetroffen. De huls lag op circa 2.00 meter van de achterdeur van de woning;
-in de gang naar de woonkamer werden door ons drie (3) hulzen aangetroffen;
-voor de zitbank in de woning werd nog eens een huls aangetroffen;
-in de woonkamer ter hoogte van de ingang naar de keuken werd een huls aangetroffen;
-onder de zitbank werden nog eens twee (2) hulzen aangetroffen. Alle hulzen zijn door ons veiliggesteld.
Door het aantreffen van in totaal acht (8) hulzen en twee (2) kogels is vastgesteld dat er minimaal acht (8) keer is geschoten met een vuurwapen, vermoedelijk een pistool.
4. Een proces-verbaal van politie d.d. 10 juni 2011 in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4] inhoudende de tegenover [verbalisant 5] en [verbalisant 6], brigadier bij het Korps Politie Caribisch Nederland respectievelijk hoofdagent werkzaam bij het Recherche samenwerkingsteam, afgelegde verklaring van de getuige [slachtoffer 2](hierna: slachtoffer 2):
Op 5 juni 2011 werden mijn broer [slachtoffer 1] en ik door de man bijgenaamd [naam] (Het Hof begrijpt: de verdachte) neergeschoten. Op die dag besloten we rond een uur of tien om naar onze woning te gaan om te douchen. Wij liepen naar mijn woning te [Adres 2]. Ik liep naar buiten. Het was hier op dit moment dat ik in een oogwenk [naam] zag. Ik zag hem op het erf van Antonio in de richting van mijn woning komen. Ik moet ook verklaren dat [naam] in een sluipende houding liep, dus een beetje voorovergebogen. Ik dacht meteen dat hij met minder goede bedoelingen kwam. Ik zag ook dat hij haastig om zich heen keek. Ik rende schreeuwend naar binnen dat [naam] er aan kwam. Eenmaal binnen zag ik mijn broer [slachtoffer 1] in de woonkamer. Ik zei tegen hem dat [naam] er aan kwam en ik deed de voordeur op slot. Ik rende vervolgens via de keuken naar een bergruimte. Ik pakte hier een schroevendraaier en een kapmes. Hierbij hoorde ik twee schoten achter elkaar afgaan met een tussenpauze van een paar seconden. Ik liep vanuit het keukenvertrek naar buiten en zag mijn broer [slachtoffer 1] op zijn buik op de grond liggen. Ik zag ook dat [naam] op een kleine afstand van ongeveer een meter van [slachtoffer 1] staan met een van zijn handen die in de richting van [slachtoffer 1] wees. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen “Lla fui” (Ik ben weg). Ik hoorde hierbij nog een schot afgaan. Toen het eerste en tweede schot vielen bevond ik mij in de bergruimte van mijn woning. Ik liep vervolgens via de keuken naar de woonkamer en zag mijn broer op de grond liggen. Het was hierbij dat ik het derde schot hoorde. Ik zag ook dat hij met een van zijn armen in de richting van mijn broer richtte op het moment dat ik het schot hoorde. Ik rende op [naam] af. Ik zag dat hij zich omdraaide. Ik hoorde een schot afgaan. Ik hoorde weer een schot afgaan. Hierna stonden wij op een gegeven moment nagenoeg recht voor elkaar. Ik zag dat hij met een van zijn armen in de richting van mijn hoofd richtte en ik hoorde alweer een schot afgaan. Ik voelde pijn aan mijn gezicht en merkte toen dat ik achteruit vloog en viel op de zitbank. Ik moet zeggen dat ik toen met mijn rug naar hem gekeerd lag. Ik hoorde dat hij de trekker van het wapen overhaalde. Ik hoorde namelijk klik klik klik. Dit klonk heel dicht bij. Zijn kogels waren opgeraakt.
5. Een proces-verbaal van politie van 5 juni 2011, in de wettelijke vorm en op ambtseed opgemaakt door de opsporingsambtenaren bij het Korps Politie Caribisch Nederland,
[verbalisant 7], brigadier van politie en [verbalisant 8], inspecteur van politie, inhoudende de tegenover hen afgelegde verklaring van de getuige [getuige 1]:
Op 5 juni 2011 ben ik naar het huis van [slachtoffer 1] en [naam 2] (het Hof begrijpt: [slachtoffer2]) te [Adres 2] gegaan. Daar moest ik op een gegeven moment naar het toilet. Ik zat net op het toilet toen ik [naam 2] tegen [slachtoffer 1] hoorde zeggen dat [naam] aankwam. Kort hierna hoorde ik schoten. Nadat ik die schoten had gehoord, hoorde ik een stem zeggen: “Para que sepas con quien te has metido” (“Zodat je weet met wie je je hebt bemoeid”). Ik bleef even in het toilet. Ik hoorde steeds geklaag. (Het Hof begrijpt uit de context van het dossier: gekreun) Ik liep hierna de woning binnen en zag dat [naam 2] op een sofa lag en klaagde. (Het Hof begrijpt uit de context van het dossier: kreunde) [slachtoffer 1] lag op de grond bij de voordeur van de woning en klaagde (Het Hof begrijpt uit de context van het dossier: kreunde) ook. Op een gegeven moment zag ik dat [slachtoffer 1] stopte met klagen (Het Hof begrijpt uit de context van het dossier: kreunen).
6. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van
22 september 2017, voor zover inhoudende:
Op 5 juni 2011 heb ik contact opgenomen met mijn familie. Die zeiden dat ik naar mijn schoonzus [schoonzus] moest gaan. Daar aangekomen vertelde mijn schoonzus wat er met mijn broer was gebeurd. [slachtoffer2], [slachtoffer 1], [naam 3] en [naam4] hadden mijn broer gemarteld en kapotgeslagen. Ik besloot terug te gaan naar het huis van mijn broer. Daar ging ik door met het drinken van alcohol. Na ongeveer een uur hoorde ik voetstappen en gelach buiten. Ik ging naar buiten en bleef in de deur staan om te kijken of degenen die mijn broer hadden mishandeld ook mishandeld waren. Zij waren aan het lachen en zagen er helemaal niet bezorgd uit. Toen zij mij zagen, liepen zij mij lachend voorbij richting hun woning. Op dat moment kon ik het niet meer aan. Ik verloor mijn zelfbeheersing. Op een gegeven ogenblijk nam ik mijn vuurwapen en liep in de richting van hun huis. Ik was kapot. Via de deur die altijd openstond ben ik naar binnen gegaan. Ik dacht eerst dat er niemand thuis was. Toen zag ik [slachtoffer 1]. Ik haalde het vuurwapen uit mijn broekzak en schoot. Ik heb de schoten zelf nooit gehoord. Ik zag wel dat [slachtoffer 1] een beweging achteruit maakte. [slachtoffer2] begon mij op dat moment met een kapmes te slaan, waardoor ik ook op hem begon te schieten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 3
Het Hof overweegt dat uit de verklaring van de verdachte ter zake van het schieten op de slachtoffers, de door het schieten ontstane verwondingen van de slachtoffers, het feit dat het slachtoffer [slachtoffer 1](hierna: [slachtoffer 1]) ten gevolge van de door de met het wapen afgeschoten kogels veroorzaakte verwondingen is overleden en de op de plaats delict aangetroffen hulzen, blijkt dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van een deugdelijk vuurwapen en scherpe munitie en dat deze derhalve kunnen worden aangemerkt als een wapen en munitie in de zin van de Vuurwapenwet BES.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht BES,
Feit 2 subsidiair:
poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht BES,
Feit 3
handelen in strijd met artikel 3 van de Vuurwapenwet BES, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenwet BES.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte
Beroep op noodweer(-exces)
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte uit noodweer(-exces) heeft gehandeld en heeft daartoe gesteld dat hij eerst door het (latere) slachtoffer [slachtoffer 1] is aangevallen met een schroevendraaier en vervolgens door het (latere) slachtoffer [slachtoffer2] met een kapmes is aangevallen en geslagen, waardoor hij genoodzaakt was zich daartegen te verdedigen door te schieten op [slachtoffer 1] en [slachtoffer2].
Het Hof overweegt als volgt.
Van noodweer is sprake indien het handelen is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Daaronder is onder omstandigheden mede begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Een beroep op noodweer c.q. noodweerexces kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar - naar de kern bezien - als aanvallend.
Het Hof stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feitelijke gang van zaken vast. Op de ochtend van 5 juni 2011 ging de verdachte, met de wetenschap dat zijn broer flink is mishandeld door (onder meer) de slachtoffers, geëmotioneerd en onder invloed van alcohol, met een geladen vuurwapen naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer2]. Aldaar heeft de verdachte al vanaf de gang die leidt naar de woonkamer schoten gelost en heeft zijn vuurwapen leeggeschoten op de slachtoffers. Dat [slachtoffer 1] de verdachte met een schroevendraaier zou hebben aangevallen wordt – buiten de verklaring van de verdachte zelf – verder niet door enig bewijs ondersteund en is anderszins ook niet aannemelijk geworden. Weliswaar acht het Hof aannemelijk dat de verdachte op [slachtoffer2] heeft geschoten nadat deze hem met een kapmes naderde, het Hof is echter van oordeel dat de verdachte niet schoot uit verdediging, maar dat hij daarmee verdere uitvoering gaf aan zijn voornemen om zich te wreken op de personen die zijn broer hadden mishandeld, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer2]. Hiertoe had de verdachte reeds een aantal (dodelijke) schoten op [slachtoffer 1] afgevuurd en [slachtoffer2] zou het volgende slachtoffer zijn. Immers toen [slachtoffer2] op de verdachte toe rende, draaide de verdachte zich om en loste twee schoten af. Hierna richtte de verdachte zijn armen in de richting van [slachtoffer2]’s hoofd waarna de verdachte nogmaals een schot afvuurde. [slachtoffer2] voelde pijn aan zijn gezicht en merkte dat hij achteruit vloog en op de zitbank viel. [slachtoffer2] lag toen met zijn rug naar de verdachte gekeerd. [slachtoffer2] hoorde vervolgens dat de verdachte de trekker van het wapen overhaalde.
Het beroep op noodweer(-exces) wordt – in het licht van deze vaststelling – verworpen nu naar de kern gezien de handelingen van de verdachte niet als verdedigend maar als aanvallend dienen te worden beschouwd.
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf en/of maatregel
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, poging tot doodslag en illegaal vuurwapenbezit. Op de bewuste ochtend is de verdachte naar de woning van de slachtoffers, waar beide slachtoffers op dat moment waren, gegaan. Aldaar heeft hij beide slachtoffers met meerdere kogels neergeschoten. Hierdoor is één van de slachtoffers komen te overlijden en is de ander zeer zwaar gewond geraakt. De slachtoffers hadden de verdachte, volgens zijn verklaring kwaad gemaakt, doordat zij zijn broer die nacht zeer zwaar hadden mishandeld en zij die ochtend ongedeerd en lachend de woning waar de verdachte zich bevond voorbij liepen.
Het benemen van eens anders leven is een onomkeerbaar misdrijf. Het slachtoffer [slachtoffer 1] is doodgeschoten op 35-jarige leeftijd en had nog een groot deel van zijn leven voor zich. Dat heeft de verdachte hem ontnomen. De verdachte heeft bovendien bij de nabestaanden van dit slachtoffer groot en onherstelbaar verdriet veroorzaakt. Hiernaast heeft een misdrijf als het onderhavige een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengt het bij de burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Voorts heeft de verdachte een poging tot doodslag gepleegd. Het slachtoffer [slachtoffer2] dat de schietpartij heeft overleefd, heeft zware verwondingen opgelopen. Dat hij niet is overleden, is niet te danken aan de verdachte – hij heeft zijn vuurwapen op dit slachtoffer leeggeschoten en hem voor dood achtergelaten – maar aan de uitgebreide medische behandelingen die het slachtoffer heeft moeten ondergaan. Dit slachtoffer is aldus groot leed aangedaan. Zijn recht op lichamelijke integriteit is op grove wijze geschonden. Bovendien valt te verwachten dat hij nog lange tijd nadelige psychische gevolgen hiervan zal ondervinden.
Ook het illegaal vuurwapenbezit van de verdachte is een ernstig feit. Dit draagt bij aan de onveiligheid van de samenleving, te meer omdat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot vuurwapengebruik, zoals in het onderhavige geval.
Uit het psychologisch rapport en het psychiatrisch rapport komt naar voren dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Voor wat betreft de kans op recidive concluderen de psycholoog en de psychiater dat deze gering is mits de verdachte bereid is af te zien van het gebruik van alcohol of cocaïne en, zo voegt de psychiater daaraan toe, van vuurwapenbezit.
Ten voordele van de verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, alsmede met de omstandigheid dat de verdachte uit eigener beweging naar de politie is gegaan en in enige mate zijn medewerking heeft verleend en de omstandigheid dat de verdachte, blijkens zijn verklaring ter terechtzitting, de buitengewoon ernstige gevolgen van zijn handelen inziet. Verder houdt het Hof in zeer geringe mate rekening met het feit dat de slachtoffers de broer van de verdachte hebben mishandeld, nu een dergelijke handeling nooit mag leiden tot een vorm van eigenrichting als door de verdachte begaan.
Ten slotte houdt het Hof bij het vaststellen van de strafmaat - in het belang van een consistente straftoemeting - rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Op grond van het voorgaande acht het Hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht BES.
BESLISSING
Het Hof:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de
16 (ZESTIEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, T.E. van der Spoel en A.J. Martijn, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op in Bonaire uitgesproken op 12 oktober 2017.
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
EXTRACTVONNIS no.
Uitspraak :
12 oktober 2017
Zaaknummer : H- 16/2012
Parketnummer : 400.00161/11/ BES 161/11/B
Vonnis gewezen : op tegenspraak
Naam :
[verdachte]
Geboortedatum en -plaats : [geboortedatum][geboortejaar] in Peru
Woonplaats : Bonaire
Gedetineerd : ja

Kwalificatie:

Feit 1 subsidiair:
doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht BES;
Feit 2 subsidiair:
poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht BES;
Feit 3
handelen in strijd met artikel 3 van de Vuurwapenwet BES, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenwet BES.

Uitspraak:

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de
16 (ZESTIEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Onherroepelijk op:
wegens verstrijken termijn cassatieberoep.
wegens intrekking cassatieberoep.
na verwerping cassatieberoep door de Hoge Raad.
na niet-ontvankelijk verklaring cassatieberoep door de Hoge Raad
Willemstad,
De griffier,
v.d.