Uitspraak
HET LAND ARUBA,
ARUBA BANK N.V.,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Land Aruba tegen een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba (GEA) met betrekking tot de verjaring van een aanslag in de winstbelasting. Het GEA had eerder geoordeeld dat Aruba Bank, de oorspronkelijke eiser, niet-ontvankelijk was in haar verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangschrift, omdat zij niet binnen de voorgeschreven termijn een geding had aangespannen. Het Land Aruba heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, waarbij het Hof de argumenten van het Land heeft beoordeeld. De eerste grief betrof de vraag of de procedure als bedoeld in de Landsverordening Dwanginvordering van toepassing was. Het Hof oordeelde dat er geen executoriale beslaglegging had plaatsgevonden, waardoor de verjaring niet was gestuit. De tweede grief ging over de erkenning van de belastingschuld door Aruba Bank, waarbij het Hof oordeelde dat het verzoek om uitstel van betaling niet als erkenning kon worden aangemerkt. Het Hof concludeerde dat de verjaring van de aanslag was gestuit door het uitstel van betaling dat aan Aruba Bank was verleend. Uiteindelijk heeft het Hof het bestreden vonnis vernietigd en de vordering van Aruba Bank afgewezen, waarbij Aruba Bank werd veroordeeld in de proceskosten.