Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- dat de vader het eenhoofdig ouderlijk gezag zal uitoefenen en dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vader zal zijn;
- dat de door de vader te betalen kinderalimentatie nihil zal zijn dan wel EURO 300 per maand;
- dat, indien de hoofdverblijfplaats van het kind niet bij de vader zal zijn, hij geen kinderalimentatie zal hoeven te betalen zolang zijn recht op omgang niet wordt gerespecteerd.
2.De gronden van het hoger beroep
3.Ontvankelijkheid in hoger beroep
4.Beoordeling
Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen), welke bepaling luidt:
Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen, ’s-Gravenhage, 5 oktober 1961) een uitzondering aangenomen ten aanzien van het gezag over een kind.
Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen; ’s-Gravenhage, 19 oktober 1996). Sedert 1 mei 2011 heeft dit verdrag medegelding in Curaçao.
Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, 's-Gravenhage, 25 oktober 1980), door de vader geen actie tot terugbrenging is ondernomen (pleitaantekeningen, onder 9).
5.Beslissing
donderdag 23 november 2017 om 8:30 uurvoor het gelijktijdig nemen van een akte ten aanzien van de kinderalimentatie;