ECLI:NL:OGHACMB:2017:15

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
EJ 5/16 - ghis 79848 - H 253/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en geheimhouding van persoonsgegevens in de zorgsector

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zijn verzoek om doorbetaling van loon en wedertewerkstelling na ontslag op staande voet werd afgewezen. [Appellant] was sinds 1999 in dienst bij de Stichting Ziekenverpleging Aruba (SZA) en werd op 3 juli 2015 op staande voet ontslagen vanwege het schenden van de geheimhoudingsplicht door contactgegevens van een nieuwe donor van de bloedbank te delen. Het Hof heeft vastgesteld dat de gedraging van [appellant] ernstig en verwijtbaar was, ondanks zijn lange dienstverband en het ontbreken van eerdere klachten. Het Hof oordeelt dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de gedraging en de gevolgen voor [appellant]. De beschikking van het Gerecht in eerste aanleg wordt bevestigd en [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Beschikking no.:
Registratienummer: EJ 5/16 - ghis 79848 - H 253/16
Uitspraak: 14 februari 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk verzoeker,
thans appellant,
gemachtigde: mr. N.S. Gravenstijn,
tegen
de stichting
STICHTING ZIEKENVERPLEGING ARUBA,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk verweerster,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. J.L. Peterson en J.A. Saade.
De partijen worden hierna [appellant] en SZA genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij beroepschrift van 5 juli 2016 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 24 mei 2016 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: GEA). Hierbij heeft [appellant] grieven tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht en een conclusie geformuleerd.
1.2
Bij verweerschrift, met producties, heeft SZA de grieven bestreden. Haar conclusie strekt tot afwijzing van het hoger beroep, kosten rechtens.
1.3
Op 17 januari 2017 is het hoger beroep mondeling behandeld ten overstaan van het Hof in Aruba. Vooraf waren producties toegezonden van de zijde van [appellant]. [appellant] is verschenen en heeft vragen van het Hof beantwoord. Hij werd vergezeld van mr. Gravenstijn. Zij heeft het woord gevoerd aan de hand van aantekeningen, waarvan zij een exemplaar heeft overgelegd. Aan de zijde van SZA zijn verschenen: [persoon1], [persoon2], [persoon3] en persoon4], bijgestaan door mr. Saade. Ook hij heeft het woord gevoerd aan de hand van aantekeningen en een exemplaar van zijn aantekeningen overgelegd.
1.4
Beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Hetgeen het GEA in rov. 2.1-2.9 heeft vastgesteld, is in hoger beroep niet bestreden en dient dus ook in hoger beroep tot uitgangspunt. Kort gezegd gaat het om het volgende. [appellant] is in 1999 in dienst getreden van SZA. Hij bekleedde laatstelijk de functie van agrarisch medewerker en was als zodanig verantwoordelijk voor schoonmaak en verzorging van een deel van het ziekenhuis in Aruba. SZA beheert een bloedbank in het ziekenhuis.
Naar aanleiding van een op 23 juni 2015 ingediende klacht van een nieuwe donor van de bloedbank heeft SZA op dezelfde dag een gesprek met [appellant] gevoerd en heeft zij hem op non-actief gesteld. Na een gesprek tussen SZA en [appellant] op 29 juni 2015 is [appellant] bij brief van 3 juli 2015 op staande voet ontslagen. De ontslagbrief vermeldt: "Uit het onderzoek blijkt dat u de contactgegevens van de nieuwe donor aan [belanghebbende] heeft verstrekt, althans dat u er zorg voor heeft gedragen dat [belanghebbende] de contactgegevens van de nieuwe donor heeft gekregen."
2.2
In dit geding heeft [appellant], verkort weergegeven, doorbetaling van loon, vermeerderd met rente, en wedertewerkstelling verzocht. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat het op 3 juli 2015 gegeven ontslag nietig is, omdat hetgeen eraan ten grondslag is gelegd geen dringende reden voor ontslag oplevert. Het GEA heeft de verzoeken afgewezen. Daartegen is het hoger beroep gericht.
2.3
Van het gesprek van 29 juni 2015 is een verslag opgemaakt, getiteld "Wederhoor", waarin onder meer staat vermeld:
"Maandag 22 juni 2015 ging Siegfried [appellant] (SC) aan het werk (...). [Hij] gaat naar de Bloedbank om met zijn werkzaamheden aan te vangen. De donor kwam bij de Bloedbank vandaan en als grapje zegt SC tegen een collega uitzendkracht ([uitzendkracht]): Un mucha bonita a sali [Er is een mooi meisje naar buiten gekomen, vrije vertaling Hof]. [uitzendkracht] zegt dat hij haar wil zien op Facebook. SC loopt naar de ruimte waar de ingevulde formulieren lagen van nieuwe donoren om daar het bureau schoon te maken, hij ziet de gegevens en zegt tegen [uitzendkracht]: por ta e ta esaki [het kan zijn dat dit het is, vrije vertaling Hof]. Hij wijst het telefoonnummer op het papier aan."
[appellant] heeft de hiervoor beschreven gang van zaken niet betwist. Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft hij eraan toegevoegd dat hij erbij aanwezig was toen [uitzendkracht] kennisnam van (contact)gegevens van de nieuwe donor, zoals vermeld op het ingevulde formulier.
Het Hof gaat daarom uit van die gang van zaken, inclusief die toevoeging van [appellant].
2.4
Ook indien [appellant] niet bekend was met hetgeen de CAO vermeldt over de geheimhoudingsplicht en evenmin met de precieze inhoud van de huishoudelijke regels, mocht van hem verwacht worden dat hij zou begrijpen dat niet alleen contactgegevens van patiënten, maar ook contactgegevens van donoren vertrouwelijk behandeld dienen te worden. Het is immers evident dat het afstaan van bloed als donor een persoonlijke keuze is, waarvan iedere donor zelf mag bepalen in hoeverre hij of zij wenst dat derden daar kennis van dragen. Ook is evident dat iemand die zich bij de bloedbank aanmeldt als nieuwe donor en daarbij zijn of haar contactgegevens opgeeft, erop moet kunnen vertrouwen dat die gegevens niet bij derden terechtkomen, zonder dat daarvoor zijn of haar toestemming is gevraagd en verkregen. Ook van iemand met het opleidingsniveau van [appellant] mag verwacht worden dat hij dit begrijpt.
De in de ontslagbrief als reden voor ontslag genoemde gedraging, begaan in de hiervoor in rov. 2.3 beschreven omstandigheden, zijn daarom ernstig en verwijtbaar.
2.5
Het lange dienstverband van [appellant] (sinds 1999) en het ontbreken van eerdere klachten over [appellant] pleiten in zijn voordeel, maar laten onverlet dat zijn gedraging van 22 juni 2015 ernstig en verwijtbaar is.
2.6
De leeftijd van [appellant] (hij is geboren in 1964), zijn gezinssituatie (hij is kostwinner en heeft een echtgenote en kinderen) en zijn gebrek aan opleiding (lagere school) brengen mee dat het ontslag ernstige gevolgen voor [appellant] heeft.
2.7
Afweging van de aard en de ernst van de als dringende reden genoemde gedraging (zie rov. 2.3 en 2.4) tegen de overige omstandigheden, waaronder de gevolgen van het ontslag voor [appellant] (zie rov. 2.5 en 2.6), leidt tot het oordeel dat sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt, en dus van een geldig ontslag. De gedraging is dermate ernstig dat SZA niet behoefde te volstaan met een lichtere sanctie dan ontslag. Daarom falen de grieven.
2.8
De beschikking waarvan beroep dient te worden bevestigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van
SZA gevallen en tot op heden begroot op Afl. 6.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, T.A.M. Tijhuis en
H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 14 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.