ECLI:NL:OGHACMB:2017:143

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
AR 403/15 - ghis 80818 - H 376/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake terugbetaling aanbetaling voor reclameborden tussen Aruba Handelmaatschappij N.V. en [geïntimeerde]

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Aruba Handelmaatschappij N.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de vordering van Aruba Handelmaatschappij tot terugbetaling van een aanbetaling van Afl. 18.797,50 door [geïntimeerde] werd afgewezen. De aanbetaling was gedaan voor werkzaamheden aan reclameborden, die door [geïntimeerde] zouden worden uitgevoerd. Aruba Handelmaatschappij stelde dat de overeenkomst niet door haar, maar door [geïntimeerde] was beëindigd en dat er sprake was van wanprestatie, ongerechtvaardigde verrijking, onverschuldigde betaling en onrechtmatige daad. Het Hof heeft de grieven van Aruba Handelmaatschappij beoordeeld en geconcludeerd dat de overeenkomst door Aruba Handelmaatschappij was opgezegd. De grieven werden verworpen, en het Hof bevestigde het vonnis van het GEA, waarbij Aruba Handelmaatschappij werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 28 november 2017.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 403/15 - ghis 80818 - H 376/16
Uitspraak: 28 november 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUBA HANDELMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. R.A. Wix,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.A.V. Carlo.
Partijen worden hierna Aruba Handelmaatschappij en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 16 juni 2016 ingekomen akte van appel is Aruba Handelmaatschappij in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 11 mei 2016 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: GEA).
1.2
Bij op 27 juli 2016 ingekomen memorie van grieven heeft Aruba Handelmaatschappij vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, haar vorderingen zoals vervat in het inleidend verzoekschrift alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Bij memorie van antwoord, met een productie, heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Aruba Handelmaatschappij in de proceskosten in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4
Schriftelijk pleidooi is nader bepaald op 25 april 2017. Partijen hebben geen pleitaantekeningen overgelegd.
1.5
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.1
Aruba Handelmaatschappij exploiteert Aruba Trading Company, een import- en groothandelbedrijf.
2.1.2 [
geïntimeerde] drijft een eenmanszaak. [geïntimeerde] doet sinds 2011 zaken met Aruba Handelmaatschappij, bestaande uit het leveren, installeren, onderhouden, renoveren en repareren van reclameborden voor Aruba Handelmaatschappij.
2.1.3
Op verzoek van Aruba Handelmaatschappij heeft [geïntimeerde] haar op 19 december 2013 een offerte doen toekomen. De offerte vermeldt:
“(…)
2 Inst. & maintenance BB 3side view 7x4 Mts (…) AWG 2.900,00
6 Printcost vinyl sticker without lamin. (…) AWG 8.850,00
6 Inst. Vinyl sticker (…) AWG 2.250,00
3 Aluninium frame, printcost banner & inst. 7x4 mts (…) AWG13.695,00
3 aluninium frame, printcost banner & inst. 4x3,5 mts (…) AWG. 9.900,00
NOTA: 50% DOWNPAYMENT
TOTAL AWG 37.595,00
(…)”
2.1.4
Bij e-mail van 3 januari 2014 is namens Aruba Handelmaatschappij aan [geïntimeerde] bericht als volgt:
“(…)
Pa hasi e cumisamento di anja mas miho ahinda mi kier informa bo cu e offerta pa e billboards a wordo aproba.
Mi tin e down payment tambe cla pa bo akinan na e officina di ATC. Bo por pasa anytime parti mainta pa buska e check.
Nos ta trahando duro riba e design de e billboards pero bo por cuminsa prepara tur cos pa installacion. Please lagami sa ki manera di traha ta miho pa bo, pa nos por tin tur cos finalisa prome cu dia 20 di januari. (…)”
2.1.5
Op of omstreeks 6 januari 2014 heeft [geïntimeerde] een cheque betreffende de aanbetaling van Afl. 18.797,50 (50% van de offerte) in ontvangst genomen.
2.1.6
Bij e-mail van 8 mei 2014 is namens Aruba Handelmaatschappij aan [geïntimeerde] bericht dat de
order on holdwordt gezet in afwachting van een beslissing van haar directeur.
2.1.7
Bij e-mail van 9 juni 2014 heeft [geïntimeerde] Aruba Handelmaatschappij bericht als volgt:
“(…)
cu e email aki, mi lo kier informa pa tocante e trabao cu tin pending di instalation diferente sign na ATC building,
mi lo espera cu nos por jega na un decision final cumizando awe te un siman, si no mi lo ta wak mi den e situacion di cancela e contrato di e trabao. (…)”
2.1.8
Namens Aruba Handelmaatschappij heeft haar gemachtigde [geïntimeerde] bij e-mail van 14 november 2014 gesommeerd om uiterlijk 19 november 2014 het bedrag van
Afl. 18.797,50 terug te betalen.
2.2
In deze procedure heeft Aruba Handelmaatschappij gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de aanbetaling van Afl. 18.797,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2014, met de veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten. Aruba Handelmaatschappij baseert de vordering op (1) wanprestatie, (2) ongerechtvaardigde verrijking, (3) onverschuldigde betaling en (4) onrechtmatige daad (memorie van grieven, p. 3-4). Het GEA heeft de vorderingen afgewezen. Hiertegen heeft Aruba Handelmaatschappij vijf grieven geformuleerd.
2.3
Grief 1 strekt ten betoge dat de overeenkomst die partijen met elkaar zijn aangegaan, anders dan het GEA heeft overwogen, niet door Aruba Handelmaatschappij is beëindigd, maar door [geïntimeerde].
2.4
Tussen partijen staat vast dat Aruba Handelmaatschappij de werkzaamheden op 8 mei 2014
on holdheeft gezet. Vervolgens heeft [geïntimeerde] Aruba Handelmaatschapij bij e-mail van 9 juni 2014 aangeschreven over de status van de werkzaamheden die hij nog moest verrichten. De kennelijke strekking van deze e-mail is dat [geïntimeerde] onverminderd bereid was aan haar verplichtingen uit de overeenkomst te voldoen en dat zij van Aruba Handelmaatschappij wilde weten of die bereidheid er van haar kant ook nog was dan wel dat het stilleggen van de overeenkomst een definitief karakter had (gekregen). Nu Aruba Handelmaatschappij niet heeft gereageerd op het e-mailbericht van 9 juni 2014, mocht [geïntimeerde] ervan uitgaan dat Aruba Handelmaatschappij geen prijs meer stelde op verdere uitvoering van de overeenkomst en dat zij deze als beëindigd beschouwde. Een en ander leidt tot de slotsom dat niet [geïntimeerde], maar Aruba Handelmaatschappij de overeenkomst heeft opgezegd. Grief 1 faalt dus.
2.5
Grief 2 houdt in dat het GEA ten onrechte de overeenkomst als een overeenkomst van opdracht heeft aangemerkt. Volgens Aruba Handelmaatschappij is sprake van een overeenkomst van aanneming van werk.
2.6
Zowel een overeenkomst van opdracht als een overeenkomst van aanneming van werk kan door de opdrachtgever / aanbesteder worden opgezegd. Bij opzegging van een overeenkomst van opdracht is de opdrachtgever op grond van artikel 7:411 BW een redelijk loon verschuldigd, rekening houdend met de reeds verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever heeft daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Bij opzegging van een overeenkomst van aanneming van werk moet de aanbesteder de aannemer wegens de gemaakte kosten, arbeid en winstderving schadeloos stellen (artikel 7A:1623 BW).
Aruba Handelmaatschappij heeft nagelaten te stellen en toe te lichten dat en waarom dit onderscheid voor (de hoogte van) haar vordering van belang is. Dit is ook overigens niet gebleken. Daarom faalt grief 2 bij gebrek aan belang.
2.7
Grief 3 bouwt voort op de grieven 1 en 2 en moet het lot daarvan delen.
2.8
Voor zover grief 3 bedoelt mede erover te klagen dat het bedrag van de vergoeding te hoog is vastgesteld, faalt de grief op grond van het volgende.
2.9
Uit het e-mailbericht van 3 januari 2014 blijkt dat Aruba Handelmaatschappij [geïntimeerde] toestemming heeft gegeven voorbereidingen te treffen om de werkzaamheden te verrichten. Het was immers de bedoeling dat de werkzaamheden uiterlijk 20 januari 2014 zouden zijn afgerond. In dat verband heeft [geïntimeerde] onweersproken te kennen gegeven dat hij meteen aan de slag is gegaan. Uit de door hem overgelegde facturen blijkt dat hij op 8 januari 2014 een aanbetaling heeft gedaan van Afl. 14.000,- bij Zendesigns. Dat die aanbetaling ten behoeve van de reclameborden van Aruba Handelmaatschapij is gedaan, blijkt uit de afmetingen van de materialen die vermeld zijn in de factuur van Zendesigns, in vergelijking met de offerte van [geïntimeerde] aan Aruba Handelmaatschappij. Verder heeft [geïntimeerde] gesteld dat hij op 10 januari 2014 kogellagers heeft gekocht in Colombia. Volgens [geïntimeerde] waren de kogellagers bestemd voor het onderhoud aan de twee bestaande billboards. Niet is betwist dat de kogellagers noodzakelijk waren voor die dat onderhoud. Daarom kan ervan worden uitgegaan dat [geïntimeerde] de in dat verband gestelde kosten (Afl. 2.149,17) heeft gemaakt. Verder heeft [geïntimeerde] gesteld dat hij veertig uren heeft gewerkt om de werkzaamheden vóór 20 januari 2014 af te ronden. Ook dit is door Aruba Handelmaatschappij onvoldoende gemotiveerd betwist. Gelet op dit alles is het door het GEA gehanteerde bedrag van de vergoeding (Afl. 18.797,50) redelijk en in elk geval niet te hoog.
2.1
Grief 4 faalt bij gebrek aan belang. Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat een overeenkomst tot stand is gekomen. Het GEA is daar ook van uitgegaan. Aruba Handelmaatschappij heeft daarom geen belang bij bespreking van haar grief 4, waarin zij heeft aangevoerd dat het GEA ten onrechte heeft overwogen dat Aruba Handelmaatschappij (in eerste aanleg) een ander standpunt heeft ingenomen.
2.11
Grief 5 heeft geen zelfstandige betekenis en kan dus onbesproken blijven.
2.12
De grieven falen. Van wanprestatie, ongerechtvaardigde verrijking of onrechtmatige daad aan de zijde van [geïntimeerde] of onverschuldigde betaling door Aruba Handelmaatschappij is geen sprake. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. Bij deze uitspraak zal Aruba Handelmaatschappij als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.
BESLISSING
Het Hof:
- bevestigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt Aruba Handelmaatschappij in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 211,90 aan verschotten en Afl. 3.000 aan gemachtigdensalaris;
- verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.J. Fehmers en R.J. Celestijn, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 28 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.